Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 30 oktober 2018 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van 16 januari 2019, alwaar aanwezig de vrouw, bijgestaan door mr. Strengers en mevrouw H. Ritter, tolk in de Duitse taal en de man, bijgestaan door mr. Winnubst;
- de appeldagvaarding met de memorie van grieven met de producties 12 tot en met 14;
- de memorie van antwoord met de producties 1 tot en met 4;
- de stukken eerste aanleg;
- de ter comparitie door de advocaat van de vrouw overgelegde pleitnota.
- een brief van de advocaat van de vrouw d.d. 24 december 2018 met de producties 15 tot en met 22, ingekomen ter griffie op 27 december 2018;
- een faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 14 januari 2019 met productie 23;
- een faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 14 januari 2019 met productie 24;
- een faxbericht van de advocaat van de vrouw d.d. 15 januari 2019 met de producties 25, 26 en 27, alsmede een gecorrigeerde productie 16 en een akte vermeerdering van eis.
6.De beoordeling
- Partijen zijn op 29 oktober 1981 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd te Selsingen (Duitsland);
- Bij beschikking van 4 maart 1994 heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (thans rechtbank Oost-Brabant) tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en, voor zover thans van belang, de verdeling van de huwelijksgemeenschap bevolen;
- De echtscheidingsbeschikking is op 19 mei 1994 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
- De man heeft op 12 januari 2016 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;
- De vrouw heeft de man in januari 2016 laten weten dat zij aanspraak maakt op verrekening van de door de man opgebouwde pensioenrechten;
- Door de advocaten van partijen is sindsdien schriftelijk gecorrespondeerd over de pensioenaanspraken van de vrouw jegens de man;
- De vrouw heeft de man gesommeerd tot betaling over te gaan van haar pensioenaanspraak jegens de man;
- De man weigert gehoor te geven aan de sommatie.
f5.475,--, of wel € 2.484,45, per jaar, opeisbaar naarmate de pensioentermijnen opeisbaar worden. Dit komt neer op, afgerond, € 207,-- per maand, waarbij nog géén rekening is gehouden met de indexatie. Het hof acht het dan ook voldoende aannemelijk dat het door de man met de vrouw te op grond van Boon/Van Loon te verrekenen pensioen met inachtneming van de indexering € 280,29 per maand bedraagt met ingang van 1 januari 2016. Dit leidt ertoe dat grief 7 van de vrouw slaagt.