ECLI:NL:GHSHE:2019:639
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen naheffingsaanslag en boetebeschikkingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag loonheffingen en de daarbij opgelegde boetes. De belanghebbende, een B.V., had geen aangifte gedaan voor het tijdvak oktober 2015, wat leidde tot een naheffingsaanslag van € 4.250 en boetes van respectievelijk € 65 en € 127. De Inspecteur verklaarde de bezwaren van belanghebbende tegen deze aanslag en boetes niet-ontvankelijk, omdat deze buiten de bezwaartermijn waren ingediend. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep stelde de belanghebbende dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, maar de Inspecteur kon dit niet bewijzen. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslag, waardoor de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar terecht was. Echter, voor de boetebeschikkingen oordeelde het Hof anders, omdat de Inspecteur niet kon bewijzen dat het bezwaar niet tijdig was ingediend. Het Hof vernietigde de uitspraken op bezwaar betreffende de boetebeschikkingen en droeg de Inspecteur op om opnieuw uitspraak te doen op deze bezwaren.
De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, en de Inspecteur werd verplicht om het griffierecht van in totaal € 835 aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.