3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Previtech drijft een onderneming die zich bezighoudt met de in- en verkoop van grafische machines, alsmede met het onderhoud en repareren van die machines. Bestuurder van Previtech is de heer [bestuurder van previtech] (hierna: [bestuurder van previtech] ).
b) Op 26 januari 2012 heeft Previtech een geldlening van € 200.000,-- verstrekt aan Flex Multimedia Service B.V. (hierna: FMS). Bestuurder van FMS was de heer [voormalig bestuurder van FMS] (hierna: [voormalig bestuurder van FMS] ).
c) Previtech heeft op 12 juni 2013 een schriftelijke overeenkomst van dienstverlening gesloten met [appellanten] Accountants. In de overeenkomst is onder meer opgenomen (inl. dagv., prod. 1):
“Onze dienstverlening omvat het volgende:
d) In haar e-mail van 3 juli 2013 heeft [accountantssecretaresse] namens [appellanten] Advies het volgende geschreven aan [bestuurder van previtech] (inl. dagv., prod. 3):
“Wij hebben voor u een brief samengesteld en klaar gezet in[website]onder relatie (…) Previtech B.V.
U komt bij het betreffende document in [website] door gebruik te maken van onderstaande link.
Elektronisch Dossier – Correspondentie
Concept akten naar cl. met begeleidende brief
Concept overeenkomst van geldlening
Concept overeenkomst pandrecht (…)
Met vriendelijke groet,
[accountantssecretaresse]
Accountantssecretaresse
[appellanten] Belastingadviseurs en Juristen B.V.”
e) In haar e-mail van 8 juli 2013 heeft [accountantssecretaresse] namens [appellanten] Advies aan [bestuurder van previtech] geschreven (inl. dagv., prod. 5):
“Wij zullen u deze week de definitieve versie van de akten per post toezenden.
De pandakte dient geregistreerd te worden bij de Belastingdienst.
De eerste registratie zullen wij voor u verzorgen. De daaropvolgende akte dient u zelf te registeren. (…)
Met vriendelijke groet,
[accountantssecretaresse]
Accountantssecretaresse
[appellanten] Belastingadviseurs en Juristen B.V.”
f) In haar brief van 8 juli 2013 heeft mr. [Senior jurist van Advies] aan [bestuurder van previtech] geschreven (inl. dagv., prod. 6):
“Conform afspraak ontvangt u ter ondertekening een tweetal akten in drievoud; (…), te weten:
Tevens doen wij u de pandakte toekomen. (…)
De pandakte dient maandelijks geregistreerd te worden bij de Belastingdienst. U dient de akte zelf maandelijks te dateren en te ondertekenen. U kunt deze vervolgens tezamen met de debiteurenlijst doorsturen naar: (…)
Met vriendelijke groet,
[appellanten] Belastingadviseurs en Juristen B.V.
[appellanten] Juristen
Mr. [Senior jurist van Advies]
Senior jurist”
g) Op 25 september 2013 is door Previtech en FMS een onderhandse akte ondertekend, waarin partijen verklaren dat Previtech op 26 januari 2012 een geldlening van € 200.000,00 heeft verstrekt aan FMS. In artikel 6 van de akte is bepaald dat FMS op eerste vordering van Previtech gehouden is om ten behoeve van Previtech zakelijke zekerheid te verschaffen voor alles wat Previtech op grond van de overeenkomst van FMS te vorderen heeft. In het kader hiervan is vervolgens een stil pandrecht ten gunste van Previtech gevestigd.
h) In haar e-mail van 21 januari 2015 heeft mr. [Senior jurist van Advies] aan [voormalig bestuurder van FMS] geschreven (inl. dagv., prod. 30):
“Van cliënt begreep ik dat u ondanks de aanmaning daartoe, de mening bent toegedaan dat de bedragen die ondanks de aanschrijving van de debiteuren op rekening van de vennootschap worden betaald, niet door u kunnen worden overgemaakt aan cliënt. (…)
Ik maak u er op attent dat uw handelwijze de belangen van cliënt schaden en ook die van de betrokken debiteuren, die nu het risico lopen twee keer dezelfde rekening te moeten gaan betalen. (…)
Het aanschrijven van de debiteuren dient nogmaals te geschieden en wel per aangetekende post en dit geldt ook voor de opvolgende aanschrijvingen. (…)”
i. i) Op 5 januari 2015 is (voor de eerste keer) mededeling van het pandrecht gedaan aan de debiteuren van FMS, waardoor het pandrecht openbaar werd.
j) Op 23 januari 2015 heeft de rechtbank Den Haag aan FMS voorlopige surseance van betaling verleend met aanstelling van mr. K.C. Mensink tot bewindvoerder.
k) Bij e-mailbericht van 26 januari 2015 bericht mr. Mensink aan mr. [Senior jurist van Advies] (inl. dagv., prod. 31) dat Previtech op vorderingen van FMS die zijn ontstaan na september 2013 geen pandrecht heeft verkregen, aangezien hij geen andere pandakte dan die van 27 september 2013 van [voormalig bestuurder van FMS] had verkregen.
l) Bij e-mailbericht van 27 januari 2015 (inl. dagv., prod. 31) aan [bestuurder van previtech] verzoekt mr. [Senior jurist van Advies] hem om haar alle geregistreerde pandakten toe te zenden.
m) In een e-mail van 28 januari 2015 heeft mr. Mensink aan mr. [Senior jurist van Advies] onder meer het volgende bericht (inl. dagv., prod. 35):
“Graag ontvang ik de meest recente pandakte. Bij gebreke daarvan moet ik er van uitgaan dat er geen geldig pandrecht is.
Ik merk verder op dat uitsluitend een - bij de fiscus geregistreerde - uitdraai van de debiteuren voorzien van een handtekening van Flex Multimedia Service niet voldoende is. Voor verpanding is immers vereist dat in de akte / op de pandlijst zelf ook is verklaard dat de betreffende vorderingen worden verpand. Zonder een dergelijke mededeling is het slechts een debiteurenoverzicht, niet een pandlijst / pandakte.”
n) Bij beschikking van 29 januari 2015 heeft de rechtbank Den Haag het faillissement van FMS uitgesproken met aanstelling van mr. Mensink als de curator (hierna verder aan te duiden als: de curator).
o) In haar e-mail van 3 februari 2015 aan [bestuurder van previtech] schrijft mr. [Senior jurist van Advies] onder meer (inl. dagv., prod. 37):
“De uitstaande vorderingen (debiteuren) zijn niet op de juiste wijze verpand middels de daartoe bestemde (maandelijkse) pandakte met debiteurenlijst. (…)”
p) Op 3 februari 2015 mailt de curator aan mr. [Senior jurist van Advies] dat hij geen reactie heeft gekregen op zijn e-mail van 28 januari 2015 en dat hij er daarom van uitgaat dat er geen recentere pandakte is dan die van september 2013 en dat er dus geen pandrecht rust op de vorderingen van oktober 2013 en jonger. Tevens deelt de curator mede dat hij de vorderingen zal incasseren.
q) In zijn e-mail van 6 februari 2015 schrijft de curator aan mr. [Senior jurist van Advies] (inl. dagv., prod. 40):
“In het kader van de verkoop, zal ik ook de gehele debiteurenportefeuille verkopen en overdragen. Dit is een executie van de debiteurenvorderingen.
Gelet op het arrestING/Verdonk q.q.heeft de Hoge Raad bepaald dat een curator debiteurenvorderingen mag incasseren, als de partij die aanspraak maakt op een pandrecht dat pandrecht niet binnen veertien dagen na de faillissementsdatum heeft aangetoond en/of de incasso niet ter hand heeft genomen. Die veertien dagen zijn intussen verstreken, terwijl ik u wel om aanvullend bewijs heb verzocht maar niets heb verkregen (…)
Mocht uw cliënte alsnog zijn pandrecht op de debiteuren kunnen aantonen, dan behoudt zij voorrang op het door mij geinde bedrag voor deze vorderingen, en zal zij die bij afwikkeling van het faillissement ontvangen.
r) In de overeenkomst van doorstart die de curator met [voormalig bestuurder van FMS] heeft gesloten (inl. dagv., prod. 41) zijn de debiteuren van FMS verkocht aan [voormalig bestuurder van FMS] . In artikel 7.2. van de overeenkomst van doorstart is opgenomen dat Previtech aanspraak heeft gemaakt op een pandrecht op de debiteuren, maar dat Previtech geen pandakten van na september 2013 heeft overgelegd aan de curator. Vervolgens wordt in dit artikel vermeld:
Dit betekent dat – bij de huidige stand van zaken – de debiteuren van na september 2013 niet onder het pandrecht van Previtech B.V. vallen
s) Vervolgens heeft Previtech, via haar rechtsbijstandsverzekeraar, advies gevraagd omtrent zijn positie aan mr. Ernste, advocate te [kantoorplaats] . Deze heeft zich jegens de curator op het standpunt gesteld dat met de maandelijkse registratie van de debiteurenlijsten ten gunste van Previtech een geldig pandrecht was gevestigd op de debiteuren van FMS conform de uitspraak van de Hoge Raad van 29 juni 2001, NJ 2001/662 (Meijs q.q./Bank of Tokyo Mitsubishi).
t) Op 10 juni 2015 heeft de curator in een e-mail aan mr. Ernste bericht (inl. dagv., prod. 52):
“Hierbij bericht ik u dat ik het pandrecht van Previtech op debiteuren van Flex Multimedia B.V. zoals laatst gevestigd per 15 januari 2015 erken.”
u) In een verzoekschrift ex artikel 69 Fw aan de rechter-commissaris in het faillissement van FMS heeft mr. Ernste aan de rechter-commissaris verzocht om de curator te adviseren om geen faillissementskosten in rekening te brengen aan Previtech over het bedrag dat de curator wegens de uitwinning van de debiteuren van FMS aan Previtech diende te vergoeden. Zij schrijft in dit verzoekschrift onder meer (inl. dagv., prod. 54):
“(…) Mr.Mensink stelt zich in zijn e-mail van 1 juli 2015 (bijlage 22) op het standpunt dat hij correct heeft gehandeld en verwijst daarbij naar arrest HR 22 juni 2007, NJ 2007/520 (ING/Verdonk).”
v) Op grond van een tussen Previtech en de curator gesloten overeenkomst heeft de curator een bedrag van € 107.505,23 uit de boedel aan Previtech voldaan in verband met de onterechte uitwinning van de aan Previtech verpande vorderingen. Tevens was overeengekomen dat Previtech een bijdrage van 10% aan de boedel betaalt.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde Previtech in eerste aanleg om [appellanten] Accountants en [appellanten] Advies hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 60.564,18 aan Previtech, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2015, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Previtech, samengevat, ten grondslag gelegd dat door [appellanten] Advies een beroepsfout is gemaakt bij de uitvoering van een door Previtech met [appellanten] Accountants gesloten overeenkomst tot het verlenen van juridisch advies. Previtech heeft door die beroepsfout schade geleden, omdat de curator ten onrechte is overgegaan tot de uitwinning van de debiteuren waarop Previtech een pandrecht had. Uiteindelijk heeft de curator het pandrecht van Previtech erkend en heeft hij de door hem gerealiseerde opbrengst van de vorderingen, onder inhouding van een boedelbijdrage, aan Previtech afgedragen. De opbrengst zou echter hoger zijn geweest indien Previtech zelf de vorderingen had kunnen innen. Tot vergoeding van de schade die aldus is geleden, is [appellanten] Accountants aansprakelijk als contractspartij en [appellanten] Advies als degene die de beroepsfout heeft gemaakt.
3.2.3.[appellanten] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het beroepen vonnis van 26 oktober 2016 heeft de rechtbank de vordering tegen [appellanten] Accountants afgewezen en heeft zij [appellanten] Advies veroordeeld tot betaling aan Previtech van een bedrag van € 33.213,77. Hieraan heeft de rechtbank, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Previtech heeft met betrekking tot de vestiging van een pandrecht op de debiteuren van FMS een overeenkomst tot juridische dienstverlening gesloten met [appellanten] Advies. Bij de uitvoering van die overeenkomst heeft [appellanten] Advies een beroepsfout gemaakt door de curator niet te informeren omtrent de onjuistheid van zijn standpunt dat door Previtech geen geldig pandrecht was gevestigd op de debiteuren van FMS. Aan de overige in de wet gestelde voorwaarden voor aansprakelijkheid van [appellanten] Advies voor de door Previtech geleden schade is voldaan. De schade die Previtech door de beroepsfout heeft geleden is door de rechtbank begroot op € 33.213,77. Omdat [appellanten] Accountants ten aanzien van de juridische dienstverlening geen contractspartij was, is zij niet jegens Previtech aansprakelijk.