ECLI:NL:GHSHE:2019:4933

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
20-002396-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van gewoontewitwassen na onderzoek naar legale herkomst van geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van verschillende geldbedragen en goederen, waaronder een woning en luxe artikelen, en had haar hiervoor een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd. De verdachte en de officier van justitie gingen in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte en haar partner legale inkomsten hadden uit de verkoop van keukenbenodigdheden in het buitenland, wat hen in staat zou hebben gesteld om de aangeklaagde goederen en bedragen te verwerven.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en vastgesteld dat de verdachte een concrete, verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van de geldbedragen. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar deze verklaring. Aangezien er geen bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde voorwerpen had witgewassen, sprak het hof de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Tevens gelastte het hof de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002396-17
Uitspraak : 25 oktober 2019
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 25 juli 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-879258-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen (kort gezegd van: A. geldbedragen waarmee de bouw van een woning gelegen aan de [adres 1] werd betaald, B. een contant geldbedrag van € 35.000,00, C. (contante) geldbedragen waarmee voorwerpen, te weten meubels, inboedel, huisraad, stoffering, audioapparatuur, televisieapparatuur, kleding, schoeisel, speelgoed, cosmetica en auto's (een BMW X5 en een Porsche Cayenne) werden betaald en D. (contante geldbedragen waarmee reizen naar Spanje, Dubai, Zuid-Afrika, Londen en Oostenrijk werden betaald). De verdachte is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft de woning aan de [adres 1] , waarop geen beslag was gelegd, op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafvordering verbeurd verklaard. De rechtbank heeft daarnaast een DVD recorder van het merk Samsung verbeurd verklaard op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft van de overige in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan de verdachte gelast.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de woning aan de [adres 2]
op de voet van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht verbeurd zal verklaren.
Van de zijde van de verdediging is primair vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens)
A.
(van) een perceel en/of een woning (gelegen op/aan de [adres 1]
) en/of (van) een of meer geldbedragen waarmee dit perceel en/of (de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan) die woning werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat perceel en/of die woning en/of die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit perceel en/of die woning en/of die/dat geldbedrag(en) –
onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
B.
een of meermalen (van) een (contant) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van euro 35.000,-), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) – onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
C.
(van) een of meer voorwerpen, te weten meubels en/of inboedel en/of huisraad en/of stoffering en/of audioapparatuur en/of televisieapparatuur en/of kleding en/of schoeisel en/of speelgoed en/of cosmetica en/of stoffering en/of een of meer auto's, te weten een BMW X5 met (Duits) kenteken [kenteken 1] , en/of een Porsche Cayenne D met (Duits) kenteken [kenteken 2] en/of (van) een of meer (contante) geldbedragen waarmee al deze voornoemde voorwerpen werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op al die voornoemde voorwerpen en/of op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) en/of die/dat geldbedrag(en) –
onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
D.
(van) een of meer reizen (naar Spanje en/of Dubai en/of Zuid-Afrika en/of Londen en/of Oostenrijk en/of een of meer andere bestemmingen) en/of (van) een of meer (contante) geldbedragen waarmee deze reis/reizen werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) – onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was/waren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
1.
Het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, komt er – kort gezegd – op neer dat zij zich in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013 samen met haar partner [partner verdachte/medeverdachte] (hierna aangeduid als [partner verdachte/medeverdachte] ) schuldig heeft gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van
een contant geldbedrag van in totaal € 35.000,00 (onder B. in de tenlastelegging) en
geldbedragen waarmee de volgende goederen zijn betaald:
 een perceel grond met een woning aan de [adres 1]
(onder A. in de tenlastelegging);
 meubels, inboedel, huisraad, stoffering, apparatuur, kleding, schoeisel, speelgoed, cosmetica en één of meer auto's (onder C. in de tenlastelegging) en
 reizen/vakanties (onder D. in de tenlastelegging).
2.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat hij zich kan vinden in de overwegingen van de rechtbank over de waardebepaling van de verschillende posten in het dossier en over de stelling van de verdediging dat er sprake was van een startkapitaal op 1 januari 2008 van € 501.000,00 (dan wel € 300.000,00). De verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van de voorwerpen (geldbedragen) in de tenlastelegging, zodat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
3.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het haar ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte en haar partner [partner verdachte/medeverdachte] , ieder zowel in zijn of haar eigen zaak als in de zaak van de ander, hebben verklaard dat zij inkomsten hebben gehad uit venten (de verkoop van keukenbenodigdheden) in het buitenland. Met deze werkzaamheden en door spaarzaam te leven, hebben zij een vermogen/startkapitaal weten op te bouwen dat op 1 januari 2008
€ 500.000,- bedroeg. Daarnaast was sprake van een giraal beginvermogen van
€ 70.639,-. De verklaringen van de verdachte en [partner verdachte/medeverdachte] over het venten en wat zij daarmee verdienden, worden ondersteund door meerdere getuigen. Er is geen sprake van onverklaarbaar of illegaal vermogen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder A. tot en met D. vermelde geldbedragen, goederen en diensten kunnen worden verklaard uit het bekende legale inkomen van de verdachte en [partner verdachte/medeverdachte] . Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van de afgelegde verklaringen in hoger beroep geen nader onderzoek verricht naar de (on)mogelijkheid van de opbouw van het startkapitaal.
4.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a/b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat [het niet anders kan zijn dan dat] het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (vgl. HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, r.o. 2.3.1.-2.4. en HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1137).
5.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 5 september 2013 is onder gezag van de officier van justitie een opsporingsonderzoek onder de naam 'Munt' gestart, omdat er een verdenking was gerezen dat (een aantal) bewoners van het woonwagencentrum aan de [straatnaam] te 's-Hertogenbosch zich zouden bezighouden met de handel in verdovende middelen en dat alle bewoners illegale inkomsten zouden hebben.
Op 31 oktober en 1 november 2013 zijn doorzoekingen verricht in alle woningen op het woonwagencentrum aan de Deutersestraat te 's-Hertogenbosch. In de woning met [adres 1] , die feitelijk werd bewoond door de verdachte, haar partner [partner verdachte/medeverdachte] en hun twee kinderen, werden geen verdovende middelen of daarmee verband houdende voorwerpen aangetroffen. In een loze ruimte onder de trap op de ouderslaapkamer werd wel een contant geldbedrag van € 35.000,00 gevonden.
Binnen het strafrechtelijk onderzoek is met betrekking tot de financiële aspecten een afzonderlijk onderzoek gedaan naar witwassen. In dat kader is financieel onderzoek gedaan naar de inkomensvermogenspositie van de verdachte en haar partner [partner verdachte/medeverdachte] en er is een kasopstelling gemaakt, waarin hun contante uitgaven en de legale contante inkomsten, voor zover die uit het onderzoek bekend zijn geworden, in kaart zijn gebracht over de onderzoeksperiode van 1 januari 2007 tot en met 1 november 2013 (bijlage 30 bij het delictproces-verbaal witwassen en/of heling van de politie eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, proces-verbaalnummer 21T213005-3126). Tijdens het onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte zich samen met zijn partner schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen, omdat zij gezien hun uitgavenpatroon meer geld hebben uitgegeven dan te verklaren valt, volgens de politie, uit bekende legale bronnen van inkomsten.
Op grond daarvan is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
6.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste verklaard dat zij en haar partner [partner verdachte/medeverdachte] inkomsten hebben gehad uit de verkoop van pannen, bestek en messensets (venten) in het buitenland. Zij deden dit al jaren en verbleven ieder jaar voor langere tijd in het buitenland en hebben in totaal een bedrag van ruim € 500.000 bij elkaar gespaard. Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte bij deze verklaring gebleven. De verdediging heeft in eerste aanleg stukken overgelegd om die verklaring te onderbouwen. Daarnaast zijn getuigen gehoord door de rechter-commissaris. Deze getuigen hebben bevestigd dat de verdachte en haar partner hun geld in het buitenland verdienden.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte, in de vorm van onderzoek door de inspecteur van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft zich gericht op een onderzoek van de aangeleverde stukken, waaronder belastingaanslagen uit Duitsland.
De rechtbank achtte de resultaten van het door het openbaar ministerie verrichte nadere onderzoek van dien aard dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde voorwerpen (geldbedragen) onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren.
7.
Tijdens de procedure in hoger beroep is op verzoek van de verdediging een aantal getuigen gehoord door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij dit hof. De getuige [getuige 1] heeft bij de raadsheer-commissaris onder meer verklaard dat [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] [de roepnaam van de verdachte; hof] hun geld in een kluis in de caravan bewaarden. Als [partner verdachte/medeverdachte] zegt dat hij in 10 jaar tijd € 500.000 heeft verdiend met venten, dan gaat hij er vanuit dat dat klopt. De getuige heeft ook wel eens € 100.000 of € 200.000 in bewaring gehad voor [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] . Het ging ook wel eens om kleine bedragen. In hun cultuur wordt geld niet op de bank gezet. De getuige [getuige 2] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat de meeste venters hun geld in de caravan bewaren, al dan niet in een kluis. In 2006 of 2007 heeft de getuige in Duitsland een keer geld in bewaring genomen voor [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] , omdat zij plotseling naar huis moesten. Het ging om € 500.000. Hij heeft dat nageteld. De getuige neemt aan dat [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] dat geld bij elkaar hadden gespaard met venten. Hij vindt het niet vreemd dat zij in tien jaar tijd € 500.000 hebben verdiend, want in de periode van 1997-2007 kon er goed geld verdiend worden.
De getuige [getuige 1] heeft in een schriftelijke verklaring onder meer verklaard dat de gemiddelde verdiensten per dag zo'n 1.000-2.000 gulden of € 1.000konden zijn. Precieze bedragen kan hij niet noemen, want er werd niet gewerkt met bonnetjes. Je kreeg cash geld en dat werd bewaard in de caravan in een kluis. Er werd niets op de bank gezet. Als [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] naar Nederland gingen, namen ze het geld dat ze nodig hadden mee en de rest lieten ze in de caravan of bij familie die het voor hun bewaarde. Het zou goed kunnen dat zij in tien jaar tijd ongeveer € 500.000 hebben verdiend. De getuige weet dat er bij zijn vader een paar ton van [partner verdachte/medeverdachte] en [verdachte] lag. Dat heeft hij zelf gezien en ook gehoord van zijn vader.
Het hof overweegt dat de verdachte en haar partner, [partner verdachte/medeverdachte] , met een concrete verwijzing naar hun inkomsten uit venten hebben gesteld dat de geldbedragen die in de tenlastelegging zijn opgenomen een legale herkomst hadden. De omstandigheid dat er geen stukken zijn ter verdere onderbouwing kan de verdachte niet worden aangerekend nu het om een periode ging die inmiddels enige tijd in het verleden ligt en er sprake is geweest van een wijze van handelen in een cultuur waar geen sprake was contracten, bonnen of andere papieren bewijsstukken.
Dat er inderdaad in de voorgaande jaren gevent is en daarmee gelden zijn verdiend, is naar het oordeel van het hof voldoende vast komen te staan. Dat het inderdaad gaat om zodanige bedragen dat daarmee na een groot aantal jaren nog zeer luxe auto’s kunnen worden gekocht, daar heeft het hof zijn twijfels over. Echter, nu er legale bronnen zijn aangetoond waarvan de aard en de omvang niet meer vast gesteld kunnen worden, zou het eventuele oordeel over het vaststellen van het legale deel volstrekt arbitrair zijn.
Het hof is van oordeel dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de gelden/goederen niet van misdrijf afkomstig zijn en dat het openbaar ministerie nader onderzoek naar die verklaring had kunnen verrichten.
Echter, nu in hoger beroep een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte door het openbaar ministerie achterwege is gebleven, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde voorwerpen heeft witgewassen, zodat zij hiervan moet worden vrijgesproken.
Beslag
Van hetgeen in beslag is genomen en nog niet is teruggegeven, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
24. Acculader mobiel pinapparaat MUN.W11.kne.5678.3;
25. Administratie messenhandel MUN.W11.B.2.3;
26. Administratie diverse MUN.W11.B.2.6;
27. Administratie in schoenendozen MUN.W11.B.2.7;
28. Administratie MUN.W11.B.1.4;
29. Administratie diverse MUN.W11.B.1.5;
30. Administratie diverse binnen MUN.W11.B.1.6;
31. Grondkluis MUN.W11.BB.11.7;
32. Memoblaadjes met bedragen MUN.W11.E.8.3;
33. Gegevens verblijf Duitsland MUN.W11.E.8.5;
34. Bankafschrift afstorting contant geld € 35.000,00 MUN.W11.E.8.15;
35. Administratie + iPhone (zwart) met oplader MUN.W11.E.8.19;
36. Handleidingen/garantiebewijzen MUN.W11.Z.10.1;
37. Ordner ontwerpen 2005 MUN.W11.Z.10.2;
38. Koker PVC MUN.W11.Z.10.3;
39. Foto's, adresboekje, visitekaartjes, nota MUN.W11.Z.10.4;
40. USB stick MUN.W11.G.3.1;
41. Bon MUN.W11.G.3.2;
42. Papier waarde Porsche/ABN Amro/BS Cardservice/verzekering/stort MUN.W11.G.3.4; 43. Samsung DVD recorder MUN.W11.G.3.6;
44. Kentekenplaat [kentekenplaten] , goednummer 596059, MUN.W11.G.3.8;
45. Kentekenplaat [kentekenplaten] en NOH, MUN.W11.G.3.8;
46. Geopende post, bonnetjes, Mc Donald's kaartjes, MUN.W11.BB.11.2;
47. Mobiele betaalautomaat MUN.W11.G.99.28 .
Aldus gewezen door:
mr. J.T.F.M. van Krieken, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 25 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van Krieken is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.