ECLI:NL:GHSHE:2019:4620
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- E.L. Schaafsma-Beversluis
- C.A.R.M. van Leuven
- A.F.J. Manders
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partner- en kinderalimentatie na echtscheiding met betrekking tot draagkracht en wettelijke maatstaven
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partner- en kinderalimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in 2018 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 november 2017. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, had op zijn beurt een incidenteel hoger beroep ingediend. De zaak betreft de alimentatieverplichtingen van de man ten aanzien van de minderjarige kinderen en de vrouw, waarbij de draagkracht van de man centraal staat.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2014, bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant, een aanzienlijk lager inkomen had dan waar partijen vanuit gingen. Dit leidde tot de conclusie dat de alimentatieovereenkomsten met grove miskenning van de wettelijke maatstaven zijn aangegaan. Het hof heeft de kinderalimentatie met ingang van 21 maart 2017 op nihil vastgesteld, omdat de man geen draagkracht had om aan zijn verplichtingen te voldoen. De vrouw had verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de man niet in staat is om de alimentatie te betalen, gezien zijn financiële situatie en de schulden die hij heeft.
De beslissing van het hof houdt in dat de man voor de periode van 21 maart 2017 tot 1 juli 2017 een bijdrage van € 28,18 per kind per maand dient te voldoen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de alimentatieverplichtingen zijn opnieuw vastgesteld, waarbij het hof de draagkracht van de man als uitgangspunt heeft genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke maatstaven bij het vaststellen van alimentatieverplichtingen en de noodzaak om rekening te houden met de werkelijke financiële situatie van de onderhoudsplichtige.