In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een informatiebeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd. De informatiebeschikking betreft de jaren 2007 tot en met 2009 en is gegeven op basis van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Belanghebbende, die een pensioen van de NAVO ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan hem zijn opgelegd. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft geoordeeld dat er geen sprake meer is van een informatieverzuim, omdat belanghebbende uiteindelijk aan de informatieverzoeken van de Inspecteur heeft voldaan. Dit betekent dat er geen reden is voor omkering van de bewijslast. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, evenals de informatiebeschikking van de Inspecteur. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur aan de hoorplicht heeft voldaan en dat de informatiebeschikking niet in stand kan blijven. De uitspraak van het Hof is gedaan op 7 februari 2019, waarbij de kosten van het geding worden vergoed aan belanghebbende.
De zaak benadrukt de rechten van belastingplichtigen in het kader van informatieverzoeken en de verplichtingen van de Inspecteur om aan de hoorplicht te voldoen. Het Hof concludeert dat de informatiebeschikking onterecht was en dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van griffierechten en proceskosten.