ECLI:NL:GHSHE:2019:4229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
200.247.027_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over wedertewerkstelling en rectificatie in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in kort geding van [appellant], vertegenwoordigd door mr. G.J. van den Hoven, tegen Stichting Katholiek Ondernemersonderwijs, h.o.d.n. Scholengemeenschap De Rooi Pannen, vertegenwoordigd door mr. J. Jacobs. De zaak is ontstaan uit een arbeidsconflict waarbij [appellant] wedertewerkstelling vordert. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 3 september 2019 geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en De Rooi Pannen per 1 december 2019 eindigt, en dat er een transitievergoeding van € 81.000,00 aan [appellant] is toegekend. In het kader van de vordering tot rectificatie heeft het hof geoordeeld dat er geen bewijs is dat de naam van [appellant] door de heer [de voorzitter van het College van Bestuur van de Rooi Pannen] naar buiten is gebracht. Het hof heeft de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen op basis van de afstemmingsregel, die vereist dat het hof zijn oordeel afstemt op dat van de bodemrechter. De vordering tot rectificatie werd eveneens afgewezen, omdat het hof geen aanleiding zag om terug te komen op zijn eerdere beslissing. Het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd en [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer gerechtshof 200.247.027
(zaaknummer rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg 7047939)
arrest in kort geding van 19 november 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. G.J. van den Hoven,
tegen:
Stichting Katholiek Ondernemersonderwijs te [vestigingsplaats] , h.o.d.n. Scholengemeenschap De Rooi Pannen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: De Rooi Pannen,
advocaat: mr. J. Jacobs.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 september 2019 hier over. De daarin bepaalde comparitie van partijen was gepland op 5 november 2019.
1.2.
Naast deze procedure is tussen partijen bij dit hof nog een zaak aanhangig, bekend onder zaaknummer 200.260.741. Die zaak is het hoger beroep naar aanleiding van een door De Rooi Pannen ingediend verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [appellant] . Bij beschikking van 17 oktober 2019 heeft het hof in die zaak een tussenbeslissing gewezen (ECLI:NL:GHSHE:2019:3817). Hierin is, samengevat en voor zover hier van belang, geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en De Rooi Pannen per 1 december 2019 eindigt. Daarbij is een transitievergoeding van € 81.000,00 aan [appellant] toegekend. In het kader van de gevorderde billijke vergoeding is [appellant] toegelaten te bewijzen dat De Rooi Pannen (althans haar bestuurder(s)) zijn naam in verband met de handtekeningenkwestie naar de pers heeft gelekt.
1.3.
Naar aanleiding van deze beschikking heeft het hof partijen op 22 oktober 2019 een brief gestuurd met daarin aan partijen de vraag of de geplande comparitie doorgang moet vinden en op welke wijze deze procedure moet worden voortgezet.
Bij brieven van 22 oktober 2019 (met twee producties) en 28 oktober 2019 heeft (de advocaat van) [appellant] laten weten dat de geplande mondelinge behandeling wat hem betreft geen doorgang behoeft te vinden. Ten aanzien van de vordering tot rectificatie heeft [appellant] gevraagd om aanhouding van deze zaak, in afwachting van bewijslevering in de zaak met nummer 200.260.741.
Bij brief van 28 oktober 2019 heeft (de advocaat van) De Rooi Pannen het hof laten weten dat zij de mening zijn toegedaan dat de geplande comparitie geen doorgang hoeft te vinden.
Daarop heeft het hof partijen bij brief van 29 oktober 2019 laten weten dat de zitting die gepland stond op 5 november 2019 geen doorgang vindt en dat de zaak is verwezen naar de rol van 19 november 2019 voor arrest.
1.4.
Het H3-formulier van mr. Van den Hoven namens [appellant] van 3 oktober 2019, kennelijk houdende een akte die op 5 november 2019 zou worden genomen, geldt als niet in het geding gebracht.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Zoals in rov. 4.2 van het tussenarrest weergegeven dient het hof in deze kort geding-procedure zijn oordeel af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter (de zgn. afstemmingsregel).
In dit kort geding vordert [appellant] onder meer wedertewerkstelling. In de beschikking van 17 oktober 2019 heeft het hof in de bodemprocedure geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen duurzaam is verstoord en op die grond de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 december 2019. Gelet op de afstemmingsregel zal de vordering van [appellant] tot wedertewerkstelling dan ook worden afgewezen.
2.2.
Wat betreft de vordering tot rectificatie heeft het hof in het tussenarrest van 3 september 2019 al geoordeeld dat voorshands niet is komen vast te staan dat de naam van [appellant] door de heer [de voorzitter van het College van Bestuur van de Rooi Pannen] naar buiten is gebracht, alsmede dat voor bewijslevering in deze kort geding-procedure geen plaats is. Anders dan [appellant] betoogt ziet het hof geen aanleiding om op deze beslissing terug te komen en/of deze zaak in kort geding in afwachting van bewijslevering in de bodemzaak aan te houden. Het hof blijft bij het oordeel zoals gegeven in het tussenarrest. Ook deze vordering wordt afgewezen.

3.De slotsom

De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd voor zover het aan het oordeel van het hof is onderworpen (vgl. rov 4.1 van het tussenarrest). Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van De Rooi Pannen zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 726,00
- salaris advocaat € 1.074,00 (1 punt x tarief II)
Het hof zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de kantonrechter Zeeland-West-Brabant, locatie Tilburg van 30 augustus 2018 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Rooi Pannen vastgesteld op € 726,00 voor verschotten en op € 1.074,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en J.G.J. Rinkes, is ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019.
griffier rolraadsheer