Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg (inclusief het proces-verbaal van de mondelinge behandeling) en producties, ingekomen ter griffie op 11 juni 2019;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2019;
- een V6 formulier en een akte met producties van [appellant] , ingekomen ter griffie op 9 oktober 2019;
3.De beoordeling
uitdrukkelijk goedkeurde’en
‘goedkeurend naar zijn gedrag te knikken en bevestigende woorden te gebruiken’,acht het hof in dit verband te vaag, gelet op hetgeen [P&O adviseur] zelf hierover heeft verklaard. In haar schriftelijke verklaring heeft zij daarover vermeld:
“ [appellant] stond achter zijn zoon en beaamde het gedrag van zijn zoon”en tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft zij daarover verklaard:
“ [appellant] stond erachter, deed geen enkele moeite om zijn zoon bij mij weg te halen. [appellant] bleef maar doorgaan dat hij niet ging re-integreren. Hij heeft niet geprobeerd zoon terug te trekken. Ikervoerdat als een instemming/goedkeuring van vader”[onderstreping hof]
.
Het hof overweegt dat een ontslag op staande voet de zwaarste sanctie is in het arbeidsrecht. Bij een jongere werknemer met een ander opleidingsniveau is weliswaar voorstelbaar dat het hof uiteindelijk anders zou hebben geoordeeld over het ontslag op staande voet, maar alle hiervoor genoemde omstandigheden in onderling verband bezien, is het hof van oordeel dat [verweerster] had kunnen en moeten volstaan met een schriftelijke waarschuwing dat bij herhaling zou worden gestreefd naar een einde van de arbeidsovereenkomst. Ontslag op staande voet was in dit geval een te zware sanctie.
Het hof is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen onder het kopje dringende reden. Weliswaar valt het beoordelingskader van de vraag of sprake is van ernstige verwijtbaarheid niet geheel samen met het beoordelingskader van een dringende reden, maar in dit geval is het overgrote deel van de omstandigheden wel van invloed op de mate van verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van [appellant] dat tot het ontslag heeft geleid. Anders dan bij de dringende reden, weegt het hof in dit verband niet mee dat zijn arbeidsmarktpositie slecht is. Zijn leeftijd, opleidingsniveau en zijn functie zijn wel factoren die van belang zijn in het kader van de verwijtbaarheid van het gedrag dat heeft geleid tot het ontslag. Op welke wijze die factoren een rol hebben gespeeld, heeft het hof uiteengezet onder het kopje ‘dringende reden’.
“voor het geval de arbeidsovereenkomst niet reeds rechtsgeldig is geëindigd op 16 november 2018”.
“voor zover mocht blijken dat de arbeidsovereenkomst niet per 16 november 2018 is geëindigd”. De kantonrechter heeft daartoe overwogen (in 4.11):
“Nu van het hiervoor gegeven oordeel nog hoger beroep openstaat, kan thans niet uitgesloten worden dat mogelijk (in hoger beroep) aan de voorwaarde wordt voldaan waaronder [verweerster] haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingesteld.”.
Het hof zal - zoals door [appellant] verzocht - de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren.