In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een arbeidsrechtelijke kwestie. De zaak is gestart door een vennootschap, aangeduid als [appellante], die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 januari 2019. De appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.W.M. Roozeboom, terwijl de verweerder, aangeduid als [verweerder], werd bijgestaan door mr. E.E.P. Gosling-Verheijen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2019 zijn beide partijen gehoord, waarbij de advocaten pleitaantekeningen hebben overgelegd. De procedure omvatte verschillende ingediende producties door beide partijen, waaronder een V6-formulier van de appellante en de verweerder, met diverse producties die op verschillende data zijn ingediend. Na de zitting is de zaak verwezen naar mediation, maar deze mediation is niet geslaagd, waarna het hof heeft besloten om de beschikking op heden te bepalen.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de ontvangst van bepaalde producties door de verweerder. De advocaat van de verweerder heeft verzocht om deze producties buiten beschouwing te laten, terwijl de advocaat van de appellante heeft aangegeven dat deze producties wel degelijk waren verzonden. Het hof heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk uit te laten over deze producties en heeft verdere beslissingen aangehouden. De beschikking is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019.