3.1.In overweging 2 van het bestreden tussenvonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
a. Dexia Bank Nederland N.V. is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van onder meer Bank Labouchère N.V. en Legio-Lease B.V. Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
b. [appellant] heeft als lessee effectenleaseovereenkomsten gesloten met Bank Labouchère N.V. en Legio-Lease B.V., waaronder de volgende zes:
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
looptijd
Overeengekomen leasesom
1
[contractnummer 1]
25-7-1997
Spaarleasen
180 mnd
€ 7.991,61
2
[contractnummer 2]
25-7-1997
Spaarleasen
180 mnd
€ 7.991,61
3
[contractnummer 3]
25-7-1997
Spaarleasen
180 mnd
€ 7.991,61
4
[contractnummer 4]
13-5-1998
Feestplan II
120 mnd
€ 4.328,62
5
[contractnummer 5]
24-3-2000
Legio BespaarPlan
60 mnd
€ 11.223,15
6
[contractnummer 6]
29-11-2000
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
€ 9.474,36
c. [appellant] was ten tijde van het aangaan van voormelde overeenkomsten al gehuwd met mevrouw [echtgenote van appellant] (hierna ook te noemen: [echtgenote van appellant] ).
d. Bij dagvaarding van 13 maart 2003 hebben onder meer de Stichting Eegalease en de Consumentenbond bij de rechtbank Amsterdam een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW gestart tegen Dexia. Deze procedure is in eerste aanleg geëindigd door een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2004. Dexia heeft tegen dit vonnis tijdig hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, waardoor dat vonnis niet na verloop van de hoger beroepstermijn in kracht van gewijsde is gegaan. Tijdens de procedure in hoger beroep is tussen Dexia enerzijds en de belangenorganisaties (waaronder de Stichting Eegalease en de Consumentenbond) anderzijds een schikking tot stand gekomen. Deze schikking is vastgelegd in de zogenoemde Hoofdovereenkomst van 23 juni 2005. Partijen bij die overeenkomst hebben op dezelfde datum een overeenkomst gesloten zoals bedoeld in artikel 7:907 lid 1 BW (de WCAM-overeenkomst, bijlage III bij de Hoofdovereenkomst).
Na het sluiten van de Hoofdovereenkomst is de procedure in hoger beroep bij het hof Amsterdam op 25 augustus 2005 geroyeerd.
Ter uitvoering van de Hoofdovereenkomst heeft Dexia op grond van artikel 7:907
lid 1 BW op 18 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij het hof Amsterdam. Bij beschikking van 25 januari 2007 heeft het hof Amsterdam de (op 8 mei 2006 gewijzigde) overeenkomst verbindend verklaard.
e. Bij aangetekende brief van 15 december 2005 schrijft de echtgenote van [appellant] aan Dexia:
"Betreft: Contracten [contractnummer 2] , [contractnummer 3] , [contractnummer 1] , [contractnummer 4] , [contractnummer 5] , [contractnummer 6] ten name van [appellant]
Mij is onlangs gebleken dat door mijn echtgenoot bovengenoemde contracten bij u zijn afgesloten.
Ik heb daarvoor geen toestemming verleend en ik vernietig hierbij de contracten op grond van de artikelen 1:88 lid 1 sub d en 89 BW.
Ik verzoek u van het bovenstaande goede nota te nemen."
f. Bij brief van 15 december 2005, door Dexia ontvangen op 16 december 2005, heeft Leaseproces, onder verwijzing naar een bijgesloten kopie van de door de echtgenote van [appellant] aan Dexia gerichte brief waarin de contracten worden vernietigd op grond van de artikelen 1:88 lid 1 sub d en 1:89 BW namens [appellant] onder meer gesommeerd om binnen twee weken alle door [appellant] betaalde bedragen terug te betalen.
g. Door [appellant] zijn na 21 december 2005 geen betalingen meer verricht aan Dexia.
h. [appellant] heeft tijdig een opt-out verklaring ingediend en is daarmee niet gebonden aan de op 25 januari 2007 door het gerechtshof Amsterdam algemeen verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst met Dexia.
3.2.1.[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat de overeenkomsten in het geding rechtsgeldig zijn vernietigd en Dexia zal veroordelen om al hetgeen door [appellant] krachtens die overeenkomsten aan Dexia is betaald, aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de door [appellant] gedane betalingen dan wel vanaf een door de rechtbank te bepalen datum tot aan die der voldoening;
2. Dexia zal veroordelen tot betaling van de door [appellant] aan Leaseproces verschuldigde buitengerechtelijke kosten op basis van de offerte van Leaseproces, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
3. Dexia zal veroordelen in de kosten van het geding, waarvan het salaris gemachtigde voorwaardelijk wordt gevorderd, namelijk voor het geval Dexia niet veroordeeld zou worden om de volledige sub 2 genoemde kosten van Leaseproces aan [appellant] te voldoen.
3.2.2.Aan de vordering onder 3.2.1. sub 1 heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Bij brief van 15 december 2005 heeft de echtgenote van [appellant] de hiervoor onder 3.1. sub b. vermelde overeenkomsten op grond van art. 1:89 BW vernietigd, zodat hij een vordering heeft op Dexia uit hoofde van onverschuldigde betaling.
3.2.3.Dexia heeft in conventie onder meer aangevoerd dat het beroep op vernietiging niet tijdig is gedaan en dat de bevoegdheid van de echtgenote om zich op vernietiging te beroepen is verjaard. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.Dexia heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat de tussen Dexia en [appellant] gesloten overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] , [contractnummer 2] , [contractnummer 3] , [contractnummer 4] , [contractnummer 5] en [contractnummer 6] rechtsgeldig tot stand gekomen zijn, niet zijn vernietigd en niet bloot staan aan vernietiging op enige grond waarop van de zijde van [appellant] een beroep kan worden gedaan, alles met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.2.5.[appellant] heeft in reconventie verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.6.In het tussenvonnis van 12 januari 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de verjaring van bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomsten genoemd onder 3.1. sub b nrs. 5 en 6 tijdig, namelijk binnen drie jaar na het aangaan van die overeenkomsten, is gestuit door de collectieve actie, die is aangevangen met de dagvaarding van 13 maart 2003, zodat de echtgenote van [appellant] deze overeenkomsten met contractnummers [contractnummer 5] en [contractnummer 6] tijdig heeft vernietigd.
Met betrekking tot de overeenkomsten genoemd onder 3.1. sub b nrs. 1 tot en met 4 heeft de kantonrechter [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat [echtgenote van appellant] vóór 13 maart 2000 op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomsten met contractnummers [contractnummer 1] , [contractnummer 2] , [contractnummer 3] en [contractnummer 4] .
De kantonrechter heeft de echtelieden als getuigen gehoord en in het eindvonnis van 27 juli 2017 geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het bijbrengen van voldoende tegenbewijs om de kantonrechter te doen twijfelen omtrent het hiervoor genoemde voorshands bewezen geachte feit.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter geoordeeld dat de hiervoor onder 3.2. sub 1 vermelde vordering van [appellant] voor wat betreft de overeenkomsten genummerd [contractnummer 1] , [contractnummer 2] , [contractnummer 3] en [contractnummer 4] is verjaard en wordt afgewezen en dat de door Dexia gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten genummerd [contractnummer 5] en [contractnummer 6] rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en niet zijn vernietigd wordt toegewezen.
Vervolgens heeft de kantonrechter in conventie de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten met de naam Legio Bespaarplan nummer [contractnummer 5] en WinstVerDriedubbelaar nummer [contractnummer 6] rechtsgeldig zijn vernietigd toegewezen en heeft de kantonrechter Dexia, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeeld om al hetgeen door [appellant] krachtens die overeenkomsten aan Dexia is betaald, aan [appellant] terug te betalen, onder aftrek van de uitgekeerde dividenden en/of andere betalingen die Dexia aan [appellant] heeft gedaan uit hoofde van deze overeenkomsten vermeerderd met de wettelijke rente over het saldo vanaf 29 december 2005. In reconventie heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de overeenkomsten met nummers [contractnummer 1] , [contractnummer 2] , [contractnummer 3] en [contractnummer 4] rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en niet zijn vernietigd. Voor het overige zijn de vorderingen van [appellant] en Dexia afgewezen. Zowel in conventie als in reconventie zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.