3.1.In overweging 2 van het bestreden tussenvonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze feiten.
a. Dexia Bank Nederland N.V. is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van onder meer Bank Labouchère N.V. en Legio-Lease B.V. Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
b. [appellant] heeft als lessee een effectenleaseovereenkomst gesloten met Bank Labouchère N.V., h.o.d.n. Legio-Lease, te weten (onder meer):
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Overeengekomen Leasesom
[contractnummer 1]
11-11-1997
Spaarleasen
120 mnd
€ 20.352,31
c. [appellant] was ten tijde van het aangaan van voormelde overeenkomst al gehuwd met [echtgenote van appellant] (hierna ook te noemen: [echtgenote van appellant] ).
d. Op 6 en 7 november 2002 is er telefonisch contact geweest tussen Dexia en [appellant] . [appellant] spreekt in die telefoongesprekken in de "wij-vorm". In de telefoongesprekken zei [appellant] onder meer:
"
Het gaat over contractnummer [onjuist contractnummer ] (het hof begrijpt: [contractnummer 1] ), dit contract […] loopt op
11 november af want wij zouden het voor 5 jaar doen bij jullie."
e. Bij brief van 17 februari 2003 schrijft de echtgenote van [appellant] aan Dexia:
" In de afgelopen jaar zijn tussen mijn echtgenoot/echtgenote/geregistreerd partner (doorhalen wat niet van toepassing is) en uw bank (c.q. rechtsvoorgangers) een aantal effectenleasecontracten tot stand gekomen. Het gaat daarbij – voorzover ik kan nagaan – om de volgende contracten:
[contractgegevens invullen]
[contractnummer 1]
[contractnummer 2]
De door mijn echtgenoot/echtgenote/geregistreerd partner (doorhalen wat niet van toepassing is) getekende contracten zijn zonder mijn toestemming gesloten […].
Nu mijn toestemming ontbreekt beroep ik mij op de vernietigingsgrond als opgenomen in artikel 1:89 BW […]."
f. [appellant] heeft tijdig een opt-out verklaring ingediend en is daarmee niet gebonden aan de op 25 januari 2007 door het gerechtshof Amsterdam algemeen verbindend verklaarde WCAM overeenkomst met Dexia.
3.2.1.[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat de overeenkomst in het geding rechtsgeldig is vernietigd en Dexia zal veroordelen om al hetgeen door [appellant] krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald, aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de door [appellant] gedane betalingen dan wel vanaf een door de rechtbank te bepalen datum tot aan die der voldoening;
2. Dexia zal veroordelen tot betaling van de door [appellant] aan Leaseproces verschuldigde buitengerechtelijke kosten op basis van de offerte van Leaseproces, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
3. Dexia zal veroordelen in de kosten van het geding, waarvan het salaris gemachtigde voorwaardelijk wordt gevorderd, namelijk voor het geval Dexia niet veroordeeld zou worden om de volledige sub 2 genoemde kosten van Leaseproces aan [appellant] te voldoen.
3.2.2.Aan de vordering onder 3.2.1. sub 1 heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Bij brief van 17 februari 2003 heeft de echtgenote van [appellant] de hiervoor onder 3.1. sub b. vermelde overeenkomst op grond van art. 1:89 BW vernietigd, zodat hij een vordering heeft op Dexia uit hoofde van onverschuldigde betaling.
3.2.3.Dexia heeft in conventie onder meer aangevoerd dat het beroep op vernietiging niet tijdig is gedaan en dat de bevoegdheid van de echtgenote om zich op vernietiging te beroepen ten tijde van de vernietigingsverklaring d.d. 17 februari 2003 reeds was verjaard. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.Dexia heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat de tussen Dexia en [appellant] gesloten overeenkomst met nummer [contractnummer 1] rechtsgeldig tot stand gekomen is, niet is vernietigd en niet bloot staat aan vernietiging op enige grond waarop van de zijde van [appellant] een beroep kan worden gedaan, alles met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.2.5.[appellant] heeft in reconventie verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.6.In het tussenvonnis van 20 april 2017 heeft de kantonrechter overwogen dat (in conventie en reconventie) de eerste vraag is of de overeenkomst tijdig door de echtgenote is vernietigd. De kantonrechter heeft in vermeld tussenvonnis [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de echtgenote van [appellant] vóór 17 februari 2000 op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de echtelieden als getuigen gehoord en in het eindvonnis geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het bijbrengen van voldoende tegenbewijs om de kantonrechter te doen twijfelen omtrent het hiervoor genoemde voorshands bewezen geachte feit. De kantonrechter heeft daarop geoordeeld dat de vernietiging van de overeenkomst genummerd [contractnummer 1] door de echtgenote van [appellant] niet tijdig is gedaan. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] in conventie afgewezen en de reconventionele vordering van Dexia aldus toegewezen dat zij voor recht heeft verklaard dat de overeenkomst met het nummer [contractnummer 1] rechtsgeldig tot stand is gekomen en niet is vernietigd, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.