Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
boete
boete
boete
boete
boete
boete
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de belastingaanslagen en vergrijpboeten die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2013. De Inspecteur had belastingaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waarbij ook beschikkingen heffingsrente en vergrijpboeten waren gegeven. Belanghebbende had tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had de beroepen van belanghebbende deels gegrond verklaard, maar de Inspecteur had hoger beroep ingesteld.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur met de methode van kasopstelling aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende inkomsten had genoten, en dat belanghebbende geen voldoende onderbouwde verklaring had gegeven voor het kasverschil. De conversie van twee aanslagen in navorderingsaanslagen werd als rechtmatig beschouwd. De vergrijpboeten bleven in stand, en het Hof oordeelde dat belanghebbende geen recht had op een vergoeding van immateriële schade. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.