In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de fiscale woonplaats van de belanghebbende en de aftrekbaarheid van onderhoudsverplichtingen en specifieke zorgkosten. De belanghebbende, die in 2012 zijn fiscale woonplaats in Canada had en in 2013 in Nederland, had in beide jaren aangiften inkomstenbelasting ingediend. De inspecteur van de Belastingdienst had de door belanghebbende opgevoerde aftrekposten voor alimentatie en zorgkosten gecorrigeerd, omdat de belanghebbende niet aan zijn bewijslast had voldaan. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat hij alimentatie aan zijn ex-echtgenote had betaald en dat hij ook niet kon bewijzen dat hij specifieke zorgkosten had gemaakt. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant werd bevestigd. De belanghebbende had geen recht op de gevraagde aftrekken, en het Hof oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of om de inspecteur in de proceskosten te veroordelen.