In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2014 zijn gehandhaafd. Belanghebbende, die in 2014 een hbo-opleiding volgde en een bijbaan had als chauffeur, ontving pgb-gelden voor zorgverlening aan zijn vader. De Inspecteur stelde dat belanghebbende een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden had genoten, terwijl belanghebbende dit betwistte. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende daadwerkelijk zorgwerkzaamheden had verricht en dat hij niet op de hoogte was van de pgb-fraude van zijn vader. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en de aanslagen, en oordeelde dat belanghebbende geen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden had genoten. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.