In deze zaak heeft verzoeker, [verzoeker], een verzoek ingediend bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Dit verzoek volgde op een eerdere procedure tegen [verweerster], waarin verzoeker schadevergoeding eist wegens een beroepsfout van zijn voormalige advocaat, [toenmalige advocaat]. De bodemprocedure is gestart na een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant op 4 juli 2018, waarin werd geoordeeld dat de beroepsfout was gemaakt, maar dat verzoeker geen schade had geleden. Verzoeker heeft op 3 mei 2019 het verzoekschrift ingediend, waarin hij getuigen wil horen over geldbedragen die van de bankrekening van zijn ex-echtgenote naar de bankrekening van haar toenmalige vriend zijn overgemaakt. Verweerster heeft het verzoek betwist en aangevoerd dat het te laat is ingediend en dat het niet meer duidelijkheid zal bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2019 is het verzoek besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, omdat verzoeker zijn verzoek te laat heeft ingediend en de bodemprocedure al vergevorderd was. Het hof heeft het verzoek afgewezen en verzoeker veroordeeld in de proceskosten.