Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.[de vennootschap 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[de vennootschap 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.De gedingen in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/223172/HA ZA 16-411)
2.De gedingen in hoger beroep
- het tussenarrest in het incident tot voeging van 12 juni 2018;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord;
- de akte uitlating producties van de curator;
- de antwoordakte van [de vennootschap 2] c.s..
3.De beoordeling
‘(..) Handel in en reparatie van zwaardere bedrijfsauto’s (geen import van nieuwe)’.
‘(..) Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen)’ (prod. 4 mvg).
onmiskenbare vergissing’ als waarop de door [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] genoemde rechtspraak zag.
“(…) Afgezien van het feit dat er in de visie van de curator geen sprake is van een onmiskenbare vergissing zoals in de jurisprudentie bedoeld, speelt nog het volgende. Voor zover tot nu toe uit de administratie is gebleken, zijn de betalingen die [de vennootschap 2] B.V. en [de vennootschap 3] B.V. hebben gepleegd op 16 augustus 2012 bij [de vennootschap 4] op de bankrekening bijgeschreven. Op dezelfde dag zijn die bedragen echter door geboekt naar [de vennootschap 1] . Daarmee is het volgens mij zo dat de facturen die door [de vennootschap 1] zijn gestuurd in ieder geval voldaan zijn. En dat betekent dan weer dat [de vennootschap 1] ten onrechte stelt dat de facturen niet betaald zijn. De betaling op de 16e en met name de doorbetaling op de 16e hebben echter plaatsgehad na uitspraak van het faillissement. Dit betekent dan ook dat de curator deze betalingen heeft aangetast jegens de bestuurder van [de vennootschap 4] en jegens [de vennootschap 1] als zijnde gedaan in strijd met de Faillissementswet. Om die reden zijn de bedragen teruggevorderd (…) Immers, naar mijn mening, kan het niet anders zijn dan dat [de vennootschap 1] is betaald doordien dat [de vennootschap 4] de bedragen gewoon aan [de vennootschap 1] heeft doorbetaald. (…)”
“Cliënte en ondergetekende willen daarbij alle steun aan [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] verlenen, alsmede heeft cliënte [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] ruimschoots de tijd gegeven om dit met de curator te regelen. (…) Echter dient welnubetaald te worden en wel binnen 48 uur (…) Derhalve zal woensdag 17 april a.s. vanaf 12.00 uur bij niet betaling gelden dat de vordering wordt verhoogd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassovergoeding en de kosten van de direct daaropvolgende procedure (…)”.Uit voormelde gang van zaken moet worden geconcludeerd dat [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] c.s. een nadere betalingstermijn heeft gegund. Het hof zal de gevorderde wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf 18 april 2013, de dag na de datum die aan [de vennootschap 2] c.s. bij de telefax van 15 april 2013 nog voor de betaling is gesteld en vanaf welke datum bij gebreke van betaling de wettelijke handelsrente is aangezegd.
“(..) De rechtspraak waar U op doelt ziet op situaties waarin er sprake is van eenonmiskenbare vergissing. Ik ben van mening dat er in dit geval geen sprake van is. Daarnaast heeft de curator er geen kennis van, dat er voertuigen in eigendom van [de vennootschap 1] toebehoren, in tegendeel. Aan uw verzoek zal dan ook niet tegemoet worden gekomen. (…)”
“(…) Dank voor de factuur die ik mocht ontvangen met betrekking tot de trekker [kenteken 1] . Ik heb geconstateerd, dat de factuur ziet op een bedrag van € 22.015,00. U heeft echter € 40.000,00 betaald. Wilt U mij ook de factuur die op het restbedrag ziet, zenden? Verder ontving ik inmiddels van de heer [bestuurder] een gedeelte van de aankoopfacturen van rollend materieel. Ik zal uiterlijk binnen 14 dagen, doch indien mogelijk eerder, aan de hand van deze stukken trachten uit te zoeken hoe de eigendomsverhoudingen nu exact liggen. Op grond daarvan kan ik u dan naar aanleiding van het beslag verder berichten.”
‘(..) Alleen in het geval waarin tussen de gefailleerde en degene die aan hem betaalde geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die tot de betaling aanleiding gaf, en waarin de betaling slechts het gevolg is van een onmiskenbare vergissing, dient de curator, wanneer hij wordt geconfronteerd met een zodanige vergissing, in overeenstemming met hetgeen in het maatschappelijk verkeer als betamelijk wordt beschouwd, mee te werken aan het ongedaan maken van die vergissing. Nader gepreciseerd, bestaat deze verplichting van de curator slechts wanneer geen rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan die de betaler, de gefailleerde of de curator aanleiding kon geven te veronderstellen dat er (mogelijk) wél een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling in kwestie. Dan valt immers voor geen van de betrokkenen te miskennen dat de betaling bij vergissing is verricht, omdat duidelijk is dat zij bij gebreke van enige rechtsverhouding noch voor de gefailleerde noch voor de curator bestemd was, (..)’.
‘een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht’.