Uitspraak
gevestigd te Deventer,
wonende te Arnhem,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de terugvordering van een girale betaling door de curator van Maatmetaal Arnhem B.V. aan JPR Advocaten. Maatmetaal was op 8 februari 2011 failliet verklaard, maar had op 7 februari 2011 een betaling van € 6.000,-- aan JPR verricht. De curator stelde dat deze betaling niet geldig was, omdat de overmaking nog niet was voltooid op het moment van faillietverklaring. JPR betwistte dit en voerde aan dat de betaling door de debitering van de rekening van Maatmetaal al had plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelde dat de curator het betaalde bedrag kan terugvorderen, omdat de betaling pas op het moment van creditering van de rekening van JPR als voltooid kan worden beschouwd. De Hoge Raad kwam gedeeltelijk terug op de eerdere uitspraak in het arrest Vis q.q./NMB, waarin werd gesteld dat de curator het betaalde kan terugvorderen indien de bank van de schuldenaar voor de aanvang van de faillissementsdag nog niet alle handelingen had verricht die nodig zijn voor de betaling. De Hoge Raad verduidelijkte dat de curator het betaalde kan terugvorderen als de rekening van de schuldeiser na het intreden van de faillissementstoestand is gecrediteerd.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de faillissementspraktijk, omdat het de regels omtrent de geldigheid van betalingen rond de faillissementsdatum herzien heeft. De Hoge Raad heeft bepaald dat deze nieuwe regel alleen geldt voor faillissementen die na de datum van deze uitspraak worden uitgesproken. De Hoge Raad verwierp het beroep van JPR en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie.