Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de voorlopige aanslag zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing bedrijfsruimte, opgelegd aan de belanghebbende voor het jaar 2016. De voorlopige aanslag van € 390,04 en de aanslag van € 167,16 zijn door de Heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland opgelegd. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had de voorlopige aanslag vernietigd, maar de aanslag voor de woningen gehandhaafd. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, maar het Hof verklaarde het hoger beroep tegen de voorlopige aanslag niet-ontvankelijk, omdat belanghebbende niet in een betere positie kon komen door een oordeel van het Hof over deze aanslag. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de aanslag, waarbij het de grieven van belanghebbende tegen het gebruik van vervuilingseenheden als maatstaf van heffing verwierp. Het Hof oordeelde dat het niet bevoegd was om de redelijkheid van de wettelijke maatstaf te toetsen, maar dat de aanslag in overeenstemming met de wet- en regelgeving was opgelegd. De Heffingsambtenaar had de bevoegdheid om gegevens over het waterverbruik op te vragen bij het waterleidingbedrijf, wat ook in deze zaak is gebeurd. Het Hof concludeerde dat er geen redenen waren om de Heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.