Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 mei 2019 (en de daarin genoemde stukken) waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van 25 juli 2019;
6.De beoordeling
‘Aannemelijk is dat een rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de bepalingen in de Nederlandse wet, die betrekking hebben op arbeidsongeschiktheid voor zullen gaan op de bepalingen in het arbeidsreglement van [appellante] , voor zover deze bepalingen ten opzichte van Nederlandse wetgeving in het nadeel van [geïntimeerde] werken. Immers, de bepalingen in de Nederlandse wet strekken er toe de werknemer te beschermen. Hiervan mag niet in het nadeel van de werknemer worden afgeweken.’
huisarts afkomstig moet zijn, terwijl de kantonrechter daar wel vanuit is gegaan. Volgens [appellante] moest [geïntimeerde] een geneeskundige verklaring verkrijgen die vergelijkbaar is met een doktersattest als bedoeld in artikel 2.3 van het arbeidsreglement. Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] langere tijd in België gewoond en werkte hij daar voor het grootste deel en heeft hij zich eerder wel tot een Belgische huisarts gewend.
‘tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt’.Nu deze dag niet nader is gespecificeerd, ligt aan het hof niet ter beoordeling voor welke dag dat is.