Omwille van de leesbaarheid van dit arrest zal het hof herhalen hetgeen bij tussenarrest is overwogen. In rechtsoverweging 2.1. overwoog het hof:
“In deze zaak heeft de curator in eerste aanleg – samengevat – gevorderd [beheer 1] Beheer B.V. (hierna: [beheer 1] ) en [beheer 2] Beheer B.V. (hierna: [beheer 2] ) als bestuurders, en [appellante] en [appellant] als indirect bestuurders (via respectievelijk [beheer 1] en [beheer 2] ), van [facilitair] Facilitair B.V. en van [zorg] Zorg B.V. (beiden gefailleerd op respectievelijk 22 december 2015 en 29 januari 2016) aansprakelijk te oordelen voor de schulden in de faillissementen van voornoemde vennootschappen, en hen te veroordelen tot betaling van de faillissementstekorten nader op te maken bij staat. Subsidiair heeft de curator – samengevat – gevorderd [beheer 1] en [beheer 2] te veroordelen tot betaling van hetgeen zij op grond van hun (voor zover nodig nog te corrigeren) rekening-courant verhoudingen met de gefailleerde vennootschappen aan deze vennootschappen schuldig zijn. De curator heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [beheer 1] , [beheer 2] , [appellante] [hof: dit moet [appellante] zijn] en [appellant] hun taak als (indirect) bestuurders van de gefailleerde vennootschappen onbehoorlijk hebben vervuld, en dat het aannemelijk is dat dit de oorzaak is van de faillissementen. De rechtbank heeft hen hoofdelijk veroordeeld de faillissementsschulden van de gefailleerde vennootschappen te betalen, nader op te maken bij staat en heeft [beheer 1] , [beheer 2] , [appellante] en [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een voorschot van
€ 250.000,00 voor iedere gefailleerde vennootschap (derhalve in totaal € 500.000,00). [beheer 1] , [beheer 2] , [appellante] en [appellant] zijn ook veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing zijn alleen [appellante] en [appellant] in hoger beroep gekomen.”
En in 2.2.:
“Bij memorie van antwoord heeft de curator gewezen op het feit dat [beheer 1] en [beheer 2] geen hoger beroep hebben ingesteld en dat het vonnis van de rechtbank tegen hen onherroepelijk is geworden. Dit betekent volgens de curator dat ook [appellante] en [appellant] als bestuurders van [beheer 1] en [beheer 2] op grond van artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn. De grieven van [appellante] c.s. zien feitelijk op de aansprakelijkheid van [beheer 1] en [beheer 2] als bestuurders van de gefailleerde B.V.’s, welke aansprakelijkheid onherroepelijk vaststaat. De hoofdelijke verbondenheid van [appellante] c.s. (als bestuurders van [beheer 1] en [beheer 2] ) is op grond van artikel 2:11 BW een gegeven. Tegen die hoofdelijke verbondenheid zijn geen grieven gericht. [appellante] c.s. zou daarom niet-ontvankelijk zijn in het hoger beroep, aldus de curator.”
Omdat [appellante] c.s. niet op het verweer van de curator heeft kunnen reageren is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van aktes. Bij akte heeft [appellante] c.s. betoogd dat zij wel ontvankelijk is, hetgeen door de curator bij antwoordakte is bestreden.