Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
6.De beoordeling
Middels deze email stuur ik u onze bedrijfsgegevens (…)
Dag [naam 2]
€ 28,50 voor op zaterdag gewerkte uren. Op de achterkant van de verzonden facturen staan de algemene voorwaarden van [appellante] afgedrukt.
Vandaag 01 september 2015 was de heer [derde 2] van [appellante] bij u op het bedrijf. Daar is aan de heer [derde 2] medegedeeld dat de heer [medewerker] (medewerker van [appellante] ) direct bij u in dienst is getreden. Dit is gebeurd zonder overleg, zonder toestemming van [appellante] .
€ 13.000,94 aan gewerkte en gefactureerde uren onbetaald gelaten.
- de vorderingen van [appellante] alsnog toe te wijzen en
- [geïntimeerde] te veroordelen om al hetgeen [appellante] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan [appellante] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling en
- [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
- ook voldoende kenbaar voor [geïntimeerde] - mede gericht tegen het tussenvonnis van 21 juli 2016. In het algemeen heeft een appellant die in zijn appeldagvaarding niet tevens de vernietiging heeft gevorderd van de aan het beroepen vonnis voorafgaande tussenvonnissen, de vrijheid om niettemin bij de nadere omlijning van zijn hoger beroep in zijn memorie van grieven ook grieven te richten tegen beslissingen in deze voorafgaande tussenvonnissen, indien deze nog niet in een eerder appel door hem zijn bestreden en voor zover zij niet, doordat daarin aan enig deel van het gevorderde door een uitdrukkelijk dictum een einde is gemaakt, tevens een eindvonnis zijn (zie o.m. HR 26 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2772). Ook de goede procesorde staat er in de onderhavige zaak niet aan in de weg dat het tussenvonnis van 21 juli 2016 in het hoger beroep wordt betrokken. [geïntimeerde] heeft zich overigens in haar memorie van antwoord over genoemde zesde grief uitgelaten en daarbij expliciet verwezen naar rov. 3.4. uit het tussenvonnis van 21 juli 2016.
- de registratie van de telefoon van [bedrijfsleider] ; daaruit blijkt dat hij vier keer heeft gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] op 5 en 12 juni 2015 en tweemaal op 16 juni 2015 (rov. 6.1.5.);
- de e-mails van [zaakvoerder] van 7 juli 2015 (rov. 6.1.8.) 27 juli, 14 augustus en 3 september 2015 (rov. 6.1.10.), waaronder steeds dit telefoonnummer is vermeld.
- in het Belgische handelsregister staat als “adres van de maatschappelijke zetel” van [geïntimeerde] het adres [adres 2] in [vestigingsplaats] (Belgie) vermeld.
- een uitdraai van 15 oktober 2015 van de website van [geïntimeerde] vermeldt dit adres eveneens als adres van de “maatschappelijke zetel” en vermeldt daarboven onder “contactgegevens” het adres van [geïntimeerde] aan de [adres 1] te [plaats] .
- onderaan de e-mails van [zaakvoerder] staat als adres van [geïntimeerde] [adres 1] te [plaats] vermeld (rov. 6.1.8. en 6.1.10.).
- in twee online geplaatste vacatures staat onder contactinformatie ‘ [geïntimeerde] , [plaats] ’ en ‘ [zaakvoerder] , [adres 1] [plaats] , [telefoonnummer] , [mailadres 4] ’.
- [appellante] heeft via het mailadres van [geïntimeerde] contact over de betaling van de uren van [medewerker] (rov. 6.1.7.);
- [zaakvoerder] stuurt de vier e-mails waarmee ze de uren van [medewerker] doorgeeft uit naam van [geïntimeerde] (rov. 6.1.8. en 6.1.10.);
- op de door [zaakvoerder] doorgezonden urenstaten staat de naam “ [geïntimeerde] ” vermeld.
[geïntimeerde] is niet in [plaats] gevestigd, maar alleen in [vestigingsplaats] (Belgie). [geïntimeerde] heeft geen personeel in dienst, handelt in producten en beent geen vlees uit. [zaakvoerder] is de bestuurder van [geïntimeerde] en heeft telefonisch geen overeenkomst gesloten met [bedrijfsleider] . [zaakvoerder] kent [medewerker] niet. Het telefoonnummer [telefoonnummer] is niet van [geïntimeerde] .
[appellante] heeft een overeenkomst gesloten met Gebroeders [gebroeders] BV (hierna: [gebroeders] ), waarvan de heer [bestuurder] geboren [geboortedatum] 1956 de bestuurder was en [derde 1] een medewerker was. [gebroeders] was gevestigd op de locatie [adres 1] te [plaats] beende daar vlees uit en had telefoonnummer [telefoonnummer] .
Ter onderbouwing van haar stelling dat [appellante] een overeenkomst heeft gesloten met [gebroeders] heeft [geïntimeerde] , na het tussenvonnis in eerste aanleg, een brief in het geding gebracht, gedateerd 15 juli 2015, gericht aan [appellante] en ondertekend door [bestuurder] . In deze brief staat onder meer:
U brengt een uurtarief in rekening van € 23,50, alsmede een zaterdagtarief van € 28,75. Dit is onjuist, er is een uurtarief van € 18,- afgesproken en over een zaterdagtarief is nooit gesproken.
[mailadres 5]het e-mailadres van [gebroeders] . Verder blijft onduidelijk waarom [zaakvoerder] - zoals zij op de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard - naar [plaats] is gereden om de uren van [medewerker] te achterhalen nadat de eerder doorgegeven uren onjuist bleken. Deze handelswijze valt zonder nadere toelichting, die [geïntimeerde] niet heeft gegeven, niet te rijmen met de stelling dat [geïntimeerde] enkel de van [gebroeders] ontvangen uren doormailde. Ook blijft onduidelijk waarom [zaakvoerder] niet bij [appellante] heeft gemeld dat de verkeerde partij staat vermeld op de urenstaten van [medewerker] indien dat niet [geïntimeerde] zou zijn. [geïntimeerde] staat op alle urenstaten vermeld als de partij die voor de uren van [medewerker] heeft getekend. [zaakvoerder] heeft deze urenstaten zonder commentaar aan [appellante] doorgezonden ter facturering.
€ 1.329,35, € 1.457,32, € 1.414,66, € 1.393,32 en € 1.578,15. Voor het overige zijn de facturen niet, althans onvoldoende gemotiveerd door [geïntimeerde] betwist. In totaal is [geïntimeerde] aan [appellante] aan niet betaalde facturen een bedrag verschuldigd van
7.De uitspraak
€ 77,84 explootkosten, € 932,- aan griffierecht en € 1.200,- aan salaris gemachtigde;