Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 7 februari 2019;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 maart 2019;
- een V2-formulier d.d. 14 mei 2019 van mr. Vonken waarin hij zich onttrekt als advocaat voor [appellante] ;
3.De beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] het loon en de vakantietoeslag over juni 2018, ad respectievelijk € 1.364,86 en € 109,19 bruto, verschuldigd is aan [verweerster] . [appellante] stelt echter dat zij de vordering van [verweerster] heeft verrekend met enkele vorderingen die zij op [verweerster] heeft.
Met betrekking tot de factuur ad € 1.815,- voert zij het volgende aan. Deze factuur is nooit door [handelsnaam VOF] ontvangen. De factuur ziet kennelijk op advieswerk dat door de heer [adviseur] is verricht. Dit advieswerk is niet voor of ten behoeve van [handelsnaam VOF] verricht. [handelsnaam VOF] heeft geen advies van de heer [adviseur] ontvangen en ook geen opdracht aan hem verstrekt. Bij gebrek aan wetenschap betwist zij dat er werkzaamheden door de heer [adviseur] zijn verricht.
Dit betekent dat de kantonrechter [appellante] terecht heeft veroordeeld tot betaling van het loon en de vakantietoeslag over juni 2018.