ECLI:NL:GHSHE:2019:2399
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot uitbetaling van gewerkte overuren door vennoot van een vennootschap onder firma
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een vordering van een vennoot van een vennootschap onder firma (v.o.f.) tot uitbetaling van gewerkte overuren. De appellante, een vennoot van de v.o.f., heeft in hoger beroep de vernietiging van een eerder vonnis van de kantonrechter gevorderd, waarin haar werd veroordeeld tot betaling van overuren aan de geïntimeerde, die ook werkzaamheden voor de v.o.f. heeft verricht. De procedure in eerste aanleg was gebaseerd op vorderingen van de geïntimeerde, die stelde dat zij recht had op betaling van onbetaalde overuren ter hoogte van € 35.041,42. De kantonrechter had deze vordering toegewezen, onder verwijzing naar de hoofdelijkheid van vennoten voor de schulden van de vennootschap onder firma, zoals vastgelegd in artikel 18 van het Wetboek van Koophandel.
In hoger beroep heeft het hof de feiten en de procedure opnieuw beoordeeld. Het hof constateerde dat de geïntimeerde werkzaamheden had verricht voor de v.o.f. en dat er een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, ondanks dat deze niet was ondertekend. Het hof oordeelde dat de appellante niet voldoende had betwist dat de geïntimeerde recht had op betaling van de overuren. Het hof heeft de hoogte van de vordering vastgesteld op een netto bedrag van € 52.486,98 bruto, met een maximum van € 35.041,42, en heeft de appellante veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de appellante in de kosten van beide instanties veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 9 juli 2019 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.