In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst die door de moeder van een minderjarige, [geïntimeerde], was afgesloten met Dexia Nederland B.V. De overeenkomst, die was afgesloten op 10 december 1999, werd door [geïntimeerde] vernietigd op grond van het ontbreken van de vereiste machtiging van de kantonrechter, zoals voorgeschreven in de artikelen 1:345 en 1:347 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat de overeenkomst vernietigbaar was, omdat de moeder van [geïntimeerde] geen machtiging had aangevraagd of verkregen.
Het hof heeft ook de vraag behandeld of de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad was verjaard. Dexia stelde dat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken, maar het hof oordeelde dat de vordering tijdig was gestuit door schriftelijke mededelingen van de gemachtigde van [geïntimeerde].
Daarnaast werd de aansprakelijkheid van Dexia beoordeeld. Het hof concludeerde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de overeenkomst aan te gaan zonder de vereiste zorgplicht in acht te nemen, aangezien de tussenpersoon, Spaar Select, niet over de benodigde vergunning beschikte om advies te geven. Het hof bevestigde dat Dexia aansprakelijk was voor de schade die [geïntimeerde] had geleden, inclusief de wettelijke rente over de betaalde bedragen.
De uitspraak bevestigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en veroordeelde Dexia tot betaling van de teruggevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke kosten. Dexia werd ook veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.