In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrekbaarheid van voorbelasting met betrekking tot de installatie van geïntegreerde zonnepanelen op een privéwoning. De belanghebbende had in zijn aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015 verzocht om teruggaaf van omzetbelasting tot een bedrag van € 3.377. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit verzoek gedeeltelijk afgewezen en een teruggaaf verleend van € 1.371. Na bezwaar heeft de inspecteur een aanvullende teruggaaf van € 125 verleend. De belanghebbende is in beroep gegaan bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De zaak draait om de vraag of de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag is vastgesteld. De belanghebbende stelt dat hij recht heeft op een hogere teruggaaf dan door de inspecteur is vastgesteld, terwijl de inspecteur van mening is dat de teruggaaf correct is berekend. Het Hof heeft vastgesteld dat de zonnepanelen een dubbelfunctie vervullen, namelijk als dakbedekking en als energieopwekkende installatie. Het Hof oordeelt dat de aftrekbaarheid van de voorbelasting alleen mogelijk is voor zover de zonnepanelen voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan het forfait dat door de inspecteur is vastgesteld.
Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De belanghebbende heeft geen recht op een hogere teruggaaf dan het bedrag dat door de inspecteur is vastgesteld, en het Hof heeft geen redenen gezien om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.