ECLI:NL:HR:2006:AV0823
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en werkelijke gebruik van onroerend goed in gemengde praktijk
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van Maatschap X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 21 januari 2005, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 27.278, werd opgelegd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad oordeelt dat de levering van medicijnen en andere goederen door een apotheker niet zonder meer kan worden onderscheiden van de dienstverlening van een huisarts. In situaties waarin een ondernemer zowel huisarts als apotheker is en de handelingen in een gemengd gebruik van onroerend goed plaatsvinden, is het niet mogelijk om het werkelijke gebruik objectief en nauwkeurig vast te stellen. Dit leidt tot de conclusie dat de methode van artikel 11, lid 2 van de Uitvoeringsbeschikking niet kan worden toegepast om de hoogte van de toegestane aftrek vast te stellen.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en vermindert de aanslag tot € 19.370. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 3 februari 2006.