Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/217341 / HA ZA 16-118)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 augustus 2017;
- de memorie van grieven van [appellanten c.s.] van 21 november 2017 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [geïntimeerden c.s.] van 20 februari 2018 met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellanten c.s.] van 17 april 2018 met een productie.
3.De beoordeling
in het geheelniet tot stand is gekomen vanwege het niet vervuld zijn van de voorwaarde daarvoor. Wanneer [geïntimeerden c.s.] ingang had willen doen vinden dat de voorwaarde op enig ander moment dan 25 augustus 2011 wel was vervuld, hadden zij dat in die procedure moeten aanvoeren. Zoals het hof in de hiervoor aangehaalde rechtsoverweging 3.19 heeft vermeld, is dat niet gebeurd zodat die mogelijkheid thans niet alsnog kan worden aangevoerd zonder daarmee in strijd te komen met de conclusie die in de eerdere procedure is bereikt over het daaruit voor partijen voortvloeiende rechtsgevolg, te weten het niet tot stand gekomen zijn van de huurovereenkomst. Die conclusie kunnen [geïntimeerden c.s.] niet via de onderhavige procedure aangaande dezelfde rechtsbetrekking in geschil alsnog aanvechten.
- het bedrag van € 43.223,20 aan onverschuldigde betaling;
- het bedrag van € 2.550,= aan schadevergoeding;
- het bedrag van € 1.522,25 aan buitengerechtelijke incassokosten waartegen niet is gegriefd,