ECLI:NL:HR:2021:146

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
19/04299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over huurovereenkomst onder opschortende voorwaarde en gezag van gewijsde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verhuurder] c.s. tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een huurovereenkomst die onder een opschortende voorwaarde was gesloten, namelijk de verlening van een vergunning. Eerder was er al een procedure gevoerd over de vraag of deze opschortende voorwaarde was vervuld en of er huurpenningen verschuldigd waren. De Hoge Raad moest zich in deze procedure buigen over de vraag of de eerdere uitspraak gezag van gewijsde had, en of de klachten van [verhuurder] c.s. over het arrest van het hof konden leiden tot vernietiging van dat arrest.

De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad [verhuurder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, en ook [het echtpaar] in de kosten van het geding in cassatie. De kosten werden aan beide zijden begroot, waarbij de Hoge Raad de verschotten en het salaris voor de advocaten heeft vastgesteld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04299
Datum29 januari 2021
ARREST
In de zaak van
1. [verhuurder],
wonende te [woonplaats],
2. [de v.o.f.],
gevestigd te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verhuurder] c.s.,
advocaat: G.C. Nieuwland,
tegen
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
2. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [het echtpaar],
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/03/217341 / HA ZA 16-118 van de rechtbank Limburg van 14 juni 2017 en 26 juli 2017;
het arrest in de zaak 200.222.449/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 juni 2019.
[verhuurder] c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [het echtpaar] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verhuurder] c.s. mede door A.F. Veldhuis en voor [het echtpaar] mede door J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal en het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van [verhuurder] c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep;
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verhuurder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [het echtpaar] begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;

in het incidentele beroep;

- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [het echtpaar] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verhuurder] c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en door de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
29 januari 2021.