Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herinvesteringsreserve (HIR) van belanghebbende, die in 2008 een reserve had gevormd naar aanleiding van de verkoop van onroerende zaken. De zaak betreft de vraag of de HIR terecht tot de winst van belanghebbende is gerekend, en of er bijzondere omstandigheden waren die de aanschaffing van vervangende onroerende zaken hebben vertraagd. Het Hof oordeelt dat de HIR in 2011 vrijvalt, omdat er geen herinvestering heeft plaatsgevonden binnen de wettelijke termijn van drie jaar. Belanghebbende had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.269.553, dat na bezwaar door de Inspecteur werd verminderd tot € 1.236.378. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en de Inspecteur veroordeeld tot schadevergoeding en proceskosten. Belanghebbende ging in hoger beroep, maar beide partijen verschenen niet op de zitting. Het Hof concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de herinvestering hebben vertraagd. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.