6.11.10.De schriftelijke verklaring van
[appellant](mvg, prod 26) houdt voor zover relevant, het volgende in:
" (…) De dag na de overname heeft zij ( [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] , toev. hof) mij compleet buiten spel gezet, mijn bankpas werd geblokkeerd en ik niet meer in de systemen, en kon dus geen leiding meer geven aan de zaak, ik heb haar gebeld en kreeg te horen dat ze het nu weleens op haar manier zou doen en mij laten zien hoe het moest. Ze heeft de klanten gebeld met de mededeling dat ze de facturen moesten overmaken want anders hadden ze maandag geen uitzendkrachten meer. Dit is de doodsteek voor een uitzendbureau want het zijn uitzendkrachten die dus alle vrijheid hebben om te gaan en staan waar ze maar willen. De klanten waren kwaad en hebben ieder op hun manier de zaken opgelost.
We hebben over tijdelijk mensen en dat waren er ongeveer 25 op dat moment in het najaar wordt het in de techniek altijd zeer druk maar ik kon dus niets meer door haar en hun hebben zelf niet 1 klant aangebracht. Ze hebben alle debiteuren geint en geen crediteuren meer betaalt, uitzendkrachten die doorliepen hebben ze de vakantiedagen en vakantiegeld niet betaalt, en ik kreeg de schuld maar ze heeft alles over hun zelf afgeroepen, was mijn zaak kwijt een hoop boze relaties en € 77.112 tegoed waar hard voor gewerkt was. Ze hebben dan ook nog de facturen van de [groep] groep niet bij de curator ingediend, wat blijkt dat deze dit jaar uitbetaalt heeft wat ze € 128.000,- had opgeleverd. "
6.11.22.Naar het oordeel van het hof hebben [geintimeerden c.s.] op basis van bovengenoemde getuigenverklaringen in onderlinge verband en samenhang bezien met de schriftelijke stukken niet bewezen dat [appellant] ten tijde van en/of na de aandelen overname de uitzendkrachten en contracten aan [unitech] had/heeft onttrokken. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
[statutair bestuurder van geintimeerde 1] is statutair bestuurder van [geintimeerden c.s.] en geldt daarom als partijgetuige. Dit betekent dat aan zijn verklaring slechts bewijs ten voordele van [geintimeerden c.s.] kan worden ontleend, indien aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken.
De partijgetuigenverklaring van [statutair bestuurder van geintimeerde 1] is de enige getuigenverklaring waarin wordt verklaard over directe, eigen wetenschap over het door [appellant in 200.207.475_01] (en dus niet [appellant] ) overhevelen van klanten en contracten van [unitech] naar [het uitzendbureau] . [appellant in 200.207.475_01] zou dit immers volgens [statutair bestuurder van geintimeerde 1] zelf telefonisch aan [statutair bestuurder van geintimeerde 1] hebben meegedeeld.
Deze partij-getuigenverklaring is echter ten aanzien van een aantal punten zeer algemeen en niet concreet; zo heeft [statutair bestuurder van geintimeerde 1] geen concrete contracten (klanten ) of uitzendkrachten genoemd die [appellant in 200.207.475_01] ten tijde van en/of na de overname de uitzendkrachten aan [unitech] had/heeft onttrokken.
Getuige [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] is zoals eerder vermeld moeder van [statutair bestuurder van geintimeerde 1] . Zij is blijkens haar eigen mededelingen, zoals gedaan ter comparitie in eerste aanleg d.d. 5 juni 2014, nauw betrokken bij [geintimeerden c.s.] , bij het verstrekken van de geldleningen, bij de aandelenoverdracht en bij de bedrijfsactiviteiten. Voor zover zij verklaart over overheveling van klanten vanuit [unitech] naar [het uitzendbureau] , verklaart zij voornamelijk in algemene termen zoals: “was overgezet” en “door de wederpartij overgezet naar [het uitzendbureau] ”. Verder verklaart zij dat zij [appellant] (en [appellant in 200.207.475_01] ) niet heeft kunnen bereiken. De enige verwijzing naar overheveling door [appellant] is de verklaring dat [getuige 3] telefonisch tegen haar heeft gezegd dat het personeel (van [unitech] ) bij [het uitzendbureau] was aangeboden door [appellant in 200.207.475_01] en [appellant] en dat [getuige 4] telefonisch “met hetzelfde verhaal” kwam. Echter, naar het oordeel van het hof wordt dit laatste (zoals ook hierna besproken) niet ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] .
Voor zover [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] heeft verklaard dat het overzetten van het uitzendwerk naar [het uitzendbureau] aan haar telefonisch is meegedeeld door klanten, is ook deze verklaring te algemeen en onvoldoende concreet. [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] geeft immers niet aan welke klanten aan haar hebben meegedeeld dat, door wie en wanneer het uitzendwerk van [unitech] is overgezet naar [het uitzendbureau] .
Bij memorie van antwoord geven [geintimeerden c.s.] aan dat de mails die bij dagvaarding als productie 28 en 29 zijn overgelegd en waarnaar [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] in haar verklaring verwijst betrekking hebben op de overheveling van het uitzendwerk naar [het uitzendbureau] door [appellant] c.s.
Productie 28, die bij dagvaarding is overgelegd, betreft onder andere de hiervoor onder 6.11.4. vermelde e-mail van de [afbouwgroep] Afbouwgroep, die wordt ontkracht door de getuigenis van [medewerker van de group] . Daarbij acht het hof enerzijds van belang dat [medewerker van de group] niet alleen heeft verklaard dat dit een klant van zijn eigen bureau Talent People was en dat hij die via [appellant] voor één bepaald project heeft aangebracht bij [unitech] en anderzijds – en dat is van cruciaal belang - dat hij (en dus niet [appellant] of [appellant in 200.207.475_01] ) deze klant later heeft ingebracht bij [het uitzendbureau] . Deze getuigenis van [medewerker van de group] wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van [contactpersoon] (mvg, prod. 27). In deze verklaring heeft [contactpersoon] aangegeven dat hij in september 2012 is gebeld door de [afbouwgroep] (hof begrijpt dit als: [afbouwgroep] Afbouwgroep) die tegenover hem aangaven dat ze de mensen gingen terugzetten naar [medewerker van de group] , aangezien dit voorheen ook hun uitzendbureau was. Volgens [contactpersoon] gaf de [afbouwgroep] Afbouwgroep daarbij als reden op dat zij door [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] waren gebeld met de mededeling dat als zij de facturen niet direct zouden betalen er de volgende maandag geen uitzendkrachten meer zouden worden ingezet.
Productie 28, die bij dagvaarding is overgelegd, betreft daarnaast een e-mail van [montage] montage, zoals hiervoor in r.o. 6.11.6. weergegeven. Uit deze email blijkt enkel dat de urenlijsten van de uitzendkrachten van [unitech] van week 41 en 42 zijn doorgegeven aan “ [contactpersoon] ”. Over [appellant] (of [appellant in 200.207.475_01] ) wordt in deze e-mail met geen woord gerept.
Resteert productie 29, die bij dagvaarding is overgelegd, zoals weergegeven in r.o. 6.11.7. en r.o. 6.11.8. Deze productie heeft betrekking op de overname van de uitzendkrachten van [facilitair] Facilitair. Uit deze e-mail blijkt niet dat [appellant] of [appellant in 200.207.475_01] het initiatief hebben genomen om het contract met deze klant te onttrekken aan [unitech] . Daar komt bij dat uit deze e-mailwisseling blijkt dat de uitzendkrachten van [facilitair] Facilitair niet worden overgezet naar [het uitzendbureau] , maar in dienst treden bij [facilitair] Facilitair. Dit wordt nog bevestigd door de schriftelijke verklaring van [getuige 6] (mvg, prod. 29) die heeft verklaard dat zij ( [facilitair] Facilitair) rond september 2012 zijn gebeld door [statutair bestuurder van geintimeerde 1] van [unitech] met de mededeling dat als de facturen niet direct betaald zouden worden, de volgende maandag geen uitzendkrachten meer zouden worden ingezet bij [facilitair] Facilitair. [getuige 6] heeft daaraan toegevoegd dat hij na deze melding de lopende uitzendkrachten in eigen dienst heeft genomen bij [facilitair] Facilitair en dat zij nieuwe uitzendkrachten hebben ondergebracht bij andere uitzendbureau's. Uit deze schriftelijke stukken blijkt dus niet (i) dat de uitzendkrachten van [facilitair] Facilitair door toedoen van [appellant] (of [appellant in 200.207.475_01] ) aan [unitech] zijn onttrokken en
(ii) dat deze zijn overgeheveld naar [het uitzendbureau] .
Gelet op het voorgaande en op de rol en hoedanigheid van [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] , legt haar getuigenverklaring weinig gewicht in de schaal.
Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat een eventuele overheveling buiten hem om is gegaan. Het “lijkt” hem dat er een verband is met de komst van [appellant] en [appellant in 200.207.475_01] maar nu hij verder niets weet over de overheveling is dit te vaag en kan hieraan geen waarde worden gehecht.
Uit de getuigenverklaring van [getuige 4] blijkt dat er volgens hem geen sprake is geweest van overheveling van klanten en/of uitzendkrachten van [unitech] naar [het uitzendbureau] . De enkele verklaring van [getuige 4] dat [appellant] en [appellant in 200.207.475_01] Katoen Natie als klant bij [het uitzendbureau] hebben aangebracht, is naar het oordeel van het hof niet van doorslaggevend belang. Allereerst blijkt uit de verklaring van [getuige 4] niet dat [appellant] dit heeft gedaan. Verder blijkt hieruit evenmin dat Katoen Natie bij [het uitzendbureau] is aangebracht op een moment dat kan worden gesproken over “onttrekken” aan [unitech] . De verklaring van [getuige 4] over [facilitair] heeft nog minder gewicht. [getuige 4] heeft immers alleen verklaard dat [het uitzendbureau] mensen inleende van [facilitair] maar niet dat deze klant is aangebracht door [appellant] (of [appellant in 200.207.475_01] ), laat staan na onttrekking aan [unitech] .
De getuige [getuige 5] heeft ook niets verklaard dat bijdraagt aan het te leveren bewijs, integendeel. Zijn verklaring wijst meer in de richting van de stelling en schriftelijke verklaring van [appellant] (mvg, prod 26) dat uitzendkrachten weggingen omdat ze niet door [unitech] betaald werden.
Ook de verklaring van getuige [medewerker van de group] levert geen aanvullend bewijs op. Hij verklaart slechts dat hem niet bekend is dat [holding 2] klanten van [unitech] heeft ingebracht in [het uitzendbureau] . Hij geeft daarnaast een verklaring voor de gang van zaken rondom klant [afbouwgroep] Afbouwgroep. Volgens [medewerker van de group] was dit een klant van zijn eigen bureau Talent People en heeft hij die voor één bepaald project aangebracht bij [unitech] via [appellant] .
De door [geintimeerden c.s.] overgelegde stukken in verband met het faillissement van [het uitzendbureau] (productie 31 bij memorie van antwoord) geven naar het oordeel van het hof geen enkele steun geven aan de stelling dat [appellant] uitzendkrachten en contracten heeft onttrokken aan [unitech] (en heeft overgeheveld naar [het uitzendbureau] ). De overgelegde stukken hebben uitsluitend betrekking op de rol van [medewerker van de group] (in verband met het faillissement van [het uitzendbureau] ).
Alles overziend, is het hof van oordeel dat met de bovengenoemde getuigenverklaringen van [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [medewerker van de group] in onderling verband en in samenhang bezien met voormelde stukken, geen aanvullend bewijs is geleverd dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat dit de partijgetuigenverklaring van [statutair bestuurder van geintimeerde 1] voldoende geloofwaardig maakt. In de getuigenverklaringen komt onvoldoende directe eigen wetenschap naar voren over de te bewijzen onttrekking van uitzendkrachten en contracten door [appellant] .
6.12.4.Voor zover [geintimeerden c.s.] aanbieden ten aanzien van de telefoongesprekken die [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] met klanten heeft gehad [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] (nogmaals) als getuige te doen horen, is het hof van oordeel dat dit aanbod in dit stadium van het geding en gelet op het gevoerde partijdebat onvoldoende specifiek en niet terzake dienend is. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat van [geintimeerden c.s.] in dit stadium van het geding verwacht had mogen worden dat zij nader zouden aangeven in hoeverre [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] meer of anders zou kunnen verklaren dan zij heeft gedaan. Dit hebben [geintimeerden c.s.] echter nagelaten. Daar komt bij dat [geintimeerden c.s.] ook niet hebben aangevoerd dat het hier ging om een zodanig aantal klanten dat zij alsnog kunnen bewijzen dat vrijwel alle klanten door [appellant] aan [unitech] zijn onttrokken.
Dat had van [geintimeerden c.s.] in dit stadium van de procedure gelet op het gevoerde partijdebat wel verwacht mogen worden. Het bewijsaanbod om [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] ten aanzien van de telefoongesprekken die zij met klanten heeft gehad opnieuw als getuige te (doen) horen wordt, gelet op het voorgaande, als onvoldoende specifiek en niet terzake dienend gepasseerd.
Voor zover [geintimeerden c.s.] ten aanzien van de telefoongesprekken die [de moeder van de statutair bestuurder van geintimeerde 1] met klanten heeft gevoerd, heeft aangeboden om de desbetreffende klanten als getuigen te doen horen (memorie van antwoord, nr. 46) is het hof van oordeel dat dit aanbod in dit stadium van de procedure en gelet op het gevoerde partijdebat onvoldoende specifiek en niet terzake dienend is, nu zij hebben nagelaten om aan te voeren dat het hier gaat om de vaste klanten van [unitech] op grond waarvan zij op jaarbasis bezien een substantieel deel van haar omzet en winst genereerde.
Het zeer algemeen geformuleerde (aanvullend) bewijsaanbod, zoals geformuleerd in punt 55 van de memorie van antwoord, brengt daarin geen verandering.
6.12.5.Ten aanzien van de nog niet eerder gehoorde getuige [adviseur] (of [adviesgroep] Adviesgroep, zoals aangeduid in de akte van 21 november 2017) hebben [geintimeerden c.s.] niet specifiek vermeld over welk(e) van de 29 punt(en) [adviseur] (of [adviesgroep] Adviesgroep) iets kan verklaren en al helemaal niet dat zij iets kunnen verklaren over de punten die verband houden met de gestelde onttrekking door [appellant] van uitzendkrachten en contracten. Uit de processtukken kan slechts worden opgemaakt, dat [geintimeerden c.s.] na de aandelenoverdracht aan [adviesgroep] Adviesgroep hebben gevraagd om de administratie van het uitzendbureau ( [unitech] ) te controleren (zie ook de brief van [adviesgroep] Adviesgroep van 15 oktober 2012, prod. 53 bij conclusie na comparitie). Voorts hebben [geintimeerden c.s.] alleen nog een kennelijk door [adviseur] (Adviesgroep) opgesteld overzicht overgelegd van rekening-courant posities per maand van [holding 2] , [appellant] , [de boekhouder van unitech] , [contactpersoon] , en [rekening-couranthouder] . (prod. 50 bij conclusie na comparitie). Volgens [geintimeerden c.s.] gaat het hier om een overzicht van kosten die ongerechtvaardigd waren of direct aan [appellant] c.s. waren toe te rekenen. In dit kader verwijzen [geintimeerden c.s.] onder meer naar gebruik van auto’s en telefoons. In genoemd overzicht blijkt op geen enkele wijze enig verband met de stellingen van [geintimeerden c.s.] over de gestelde onttrekking van uitzendkrachten en contracten aan [unitech] door [appellant] (en/of [appellant in 200.207.475_01] ). Resumerend: (i) [geintimeerden c.s.] hebben niet aangegeven op welke stelling hun aanbod om [adviseur] (Adviesgroep) te horen betrekking heeft, laat staan dat zij hebben aangevoerd dat deze getuige(n) iets kan/kunnen verklaren over de te bewijzen onttrekking door [appellant] en (ii) uit de summiere stellingen van [geintimeerden c.s.] over [adviseur] (Adviesgroep) in de processtukken, valt niet te herleiden dat [adviseur] (Adviesgroep) op enige wijze betrokken is bij onderzoek naar onttrekking van uitzendkrachten en contracten door [appellant] of op andere wijze wetenschap heeft op dit punt.