3.5.[appellante] is van voormelde beschikking tijdig in hoger beroep gekomen. [appellante] heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Met de grieven komt [appellante] op tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en tegen het oordeel van de kantonrechter dat voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding uitsluitend de periode van
1 juli 1999 (datum indiensttreding [verweerster] ) tot 1 december 2018 als duur van het dienstverband van [appellante] in aanmerking dient te worden genomen. [appellante] heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en tevens (samengevat):
a. [verweerster] te veroordelen om met terugwerkende kracht tot aan de ontbindingsdatum – of een door het hof te bepalen andere datum – de arbeidsovereenkomst met [appellante] te herstellen op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat [verweerster] , na 24 uur na betekening van deze beschikking, daarmee in gebreke blijft.
Indien het hof [verweerster] veroordeelt om de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van een
latere datum dan 1 december 2018:
b. bij wijze van voorziening [verweerster] te veroordelen:
a. tot betaling van het achterstallig salaris van [appellante] , te vermeerderen met de
vakantiebijslag en de overige emolumenten voor elke maand vanaf 1 december 2018 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst is hersteld te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;
b. tot reparatie van de pensioenopbouw van [appellante] gedurende de duur van de
onderbreking van de arbeidsovereenkomst dan wel doorbetaling van de pensioenpremie op vrijwillige basis.
c. [verweerster] te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van [appellante] , te vermeerderen met de vakantiebijslag en de overige emolumenten voor elke maand vanaf 1 december 2018 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente.
Subsidiair:
[verweerster] te veroordelen tot betaling van:
d. een transitievergoeding van € 41.721,- bruto – of een door het hof te bepalen ander bedrag – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening.
e. een billijke vergoeding op grond van artikel 7:683 lid 3 BW van € 28.320,- bruto – of een door het hof te bepalen ander bedrag – wegens inkomensschade en € 31.129,- ter zake van vrijwillige pensioenpremie te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening.
Primair en subsidiair:
[verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure in beide instanties.