Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 15 maart 2017 de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking had op de legesaanslagen A en B in stand gelaten en beslist dat de Heffingsambtenaar in zoverre geen dwangsom verschuldigd was, doch uit andere hoofde opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing omtrent de dwangsom inzake de niet tijdige beslissing op het bezwaarschrift tegen de legesaanslagen A en B;
- stelt de door de Heffingsambtenaar verschuldigde dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar tegen de legesaanslagen A en B vast op € 1.260, en
- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 126 vergoedt.