ECLI:NL:GHSHE:2019:1870
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw zijn en onvoldoende nakomen van verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellanten, [appellant] en [appellante]. De rechtbank had eerder op 2 april 2019 geoordeeld dat de appellanten niet te goeder trouw waren geweest in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, en dat zij niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zouden kunnen nakomen.
De appellanten, bijgestaan door hun advocaat mr. N. Wouters, hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij niet in staat waren om aan de verplichtingen te voldoen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2019 hebben zij hun standpunt toegelicht, waarbij zij ook hebben aangegeven dat zij in behandeling zijn voor hun psychosociale problematiek. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat hun psychosociale problemen beheersbaar zijn en dat zij in staat zijn om de verplichtingen na te komen.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het heeft opgemerkt dat de appellanten niet te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van hun belastingschulden en dat zij onvoldoende inspanningen hebben geleverd om hun schuldenlast te beheersen. De appellanten hebben erkend dat zij hun aangiftes te laat hebben ingediend, wat heeft geleid tot hoge aanslagen. Het hof concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de verzoeken om toelating tot de schuldsaneringsregeling moeten worden afgewezen.