Uitspraak
exart. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
20-000528-12, tegen
[verdachte],
€ 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2014 en de kosten (nihil) en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is voor het overige afgewezen.
€ 755,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2013 en de kosten (nihil) en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
€ 2.519,85, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
€ 2.000,00, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
€ 755,04, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering;
- primair bepleit dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken;
- subsidiair een strafmaatverweer gevoerd;
- met betrekking tot de bovenvermelde vorderingen tot tenuitvoerlegging bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard;
- primair bepleit dat de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit dat de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering wegens het ontbreken van causaal verband;
- primair bepleit dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich met betrekking tot voornoemde vorderingen gerefereerd aan het oordeel van het hof.
03-661291-14, de opgelegde straf en de strafmotivering, de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen, de schadevergoedingsmaatregelen, de beslissing op de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder bovenvermelde parketnummers en de beslissing met betrekking tot het beslag en met aanvulling van de bewijsoverwegingen.
- Op 23 maart 2016 is door de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, vonnis gewezen.
- Namens de verdachte is op 25 maart 2016 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
- De verdediging heeft bij e-mailbericht van 29 oktober 2018 haar grieven tegen het vonnis kenbaar gemaakt en heeft verzocht om aan de reclassering de opdracht te geven tot het opstellen van een nieuw reclasseringsrapport.
- Op 23 april 2018 vond de eerste behandeling van de zaak plaats bij dit hof. Het arrest is gewezen op 7 mei 2018.
[benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 2.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
- opruimen afvalhout € 90,25
- reparatie hekwerk € 755,04
- aanvraag kapvergunning € 80,00
- rooien en afvoeren 2 bomen € 1.197,90
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
162 (honderdtweeënzestig) dagen.
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 2.519,85 (tweeduizend vijfhonderdnegentien euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 519,85 (vijfhonderdnegentien euro en vijfentachtig cent) aan materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.519,85 (tweeduizend vijfhonderdnegentien euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 519,85 (vijfhonderdnegentien euro en vijfentachtig cent) aan materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
€ 1.479,12 (duizend vierhonderdnegenenzeventig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 1.479,12 (duizend vierhonderdnegenenzeventig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24 (vierentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.