Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
geentermijn is gegund om op het rapport te kunnen reageren.’
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een vennootschap onder firma, tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd door de Inspecteur. De naheffingsaanslag betreft een bedrag van € 136.193 over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, alsmede een boete van € 4.920 en belastingrente van € 6.022. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de boete vernietigd, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Belanghebbende stelt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, omdat zij niet is gehoord voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd. De Inspecteur betwist dit en stelt dat belanghebbende voldoende gelegenheid heeft gehad om haar bezwaren kenbaar te maken.
Tijdens de zitting op 29 november 2018 zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verdedigingsbeginsel niet is geschonden. Het Hof bevestigt dat belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze te geven en dat de informatie van de Belgische belastingdienst en de accountant van de leverancier tijdig is verstrekt. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De beslissing van het Hof houdt in dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen redenen om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten of om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 18 januari 2019 en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.