Zelfs indien het vonnis van de rechtbank Limburg in de strafprocedure tegen
[appellant] wordt bevestigd, geldt dat [appellant] - die zich op het moment binnen
de penitentiaire inrichting (PI) voorbeeldig gedraagt en overal aan mee werkt - in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling. Daarnaast wordt de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de duur van
de detentie. Dit betekent dat [appellant] in het uiterste geval effectief een
gevangenisstraf uitzit van 28 maanden. Daarvan heeft hij al bijna 16 maanden
uitgezeten. Als de termijn van de WSNP wordt verlengd met 24 maanden, kan
[appellant] na detentie alsnog bijna een jaar solliciteren en werken en daarmee aan
zijn verplichtingen in het kader van de WSNP voldoen. In totaal heeft hij dan -
inclusief de tijd voor zijn detentie - tenminste 30 maanden gewerkt en/of de tijd
gehad om te solliciteren.
Overigens is [appellant] ook nu - vanuit detentie - bezig om te kijken of hij na
beëindiging van zijn detentie inkomen kan verwerven. Hij werkt ook in detentie,
al is de mogelijkheid van afdracht aan de boedel natuurlijk beperkt vanwege de beperkte verdiensten die het werken oplevert. Maar wat wel
relevant is, is dat [appellant] binnen niet al te lange tijd in aanmerking komt voor
detentiefasering. Hierdoor zou er waarschijnlijk al eerder een mogelijkheid zijn
om buiten de PI te werken en/of inkomen te verwerven.