Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/291545/HA ZA 14-901)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie;
- het exploot van anticipatie van [geïntimeerde] ;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- het pleidooi, waarbij de advocaat van [appellante] een akte houdende vermeerdering c.q. wijziging van eis in het geding heeft gebracht en waarbij beide advocaten pleitaantekeningen hebben overgelegd. [appellante] en [geïntimeerde] zijn niet verschenen.
3.3. De beoordeling
in principaal en incidenteel hoger beroep
Dat betekent dat de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep is beperkt tot de vorderingen van [appellante] tot veroordeling van [geïntimeerde] tot:
1.A. het aan [appellante] afleggen van rekening en verantwoording van het beheer van alle bankrekeningen van [appellante] , in het bijzonder van de ABN AMRO-rekeningen;
2. indien [geïntimeerde] niet aan voornoemde veroordeling voldoet, betaling van de vervangende waarde ter zake:
- de verkoop van de brommobiel van € 1.900,-;
- onrechtmatige toe-eigening van AOW-gelden;
- toe-eigening van het afkoopbedrag van de ABN AMRO-levensverzekering van € 9.200,-;
3. en betaling van de proceskosten.
ABN AMRO heeft in juni 2013 een uitkering uit de groeipolis van € 9.200,- op de bankrekening van [geïntimeerde] gestort. Ook dit bedrag heeft [geïntimeerde] ten onrechte gehouden.
Met betrekking tot de door SVB betaalde bedragen aan AOW-uitkering heeft [geïntimeerde] verwezen naar bankafschriften van 2011, waaruit volgens haar blijkt dat zij telkens na ontvangst van de AOW-uitkering van [appellante] dit bedrag doorstortte, of per pin opnam en contant aan [appellante] terugbetaalde (cva productie 3).
[geïntimeerde] heeft in deze procedure inzichtelijk gemaakt wat zij feitelijk met de op haar bankrekening gestorte gelden van [appellante] heeft gedaan, door het geven van een toelichting daarop en het overleggen van bankafschriften. De advocaat van [geïntimeerde] heeft tijdens het pleidooi in hoger beroep hieraan toegevoegd dat [geïntimeerde] meehielp in de huishouding, weleens boodschappen deed en een stukje huur betaalde en het overige bedrag, dat aan [appellante] toebehoorde, contant aan haar terugbetaalde wegens vrees voor beslag door derden. [appellante] heeft dit niet, althans volstrekt onvoldoende weersproken.
vermogenvan [appellante] , terwijl de vordering ziet op de
bankrekeningenvan [appellante] , kan daarom onbesproken worden gelaten.