3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
a. a) [geïntimeerde] heeft op 1 september 2009 een overeenkomst gesloten met [de vennootschap 3] (hierna te noemen: [de vennootschap 3] ). Op grond van deze overeenkomst mocht [geïntimeerde] gedurende de looptijd van de overeenkomst de merknaam [de vennootschap 3] gebruiken voor door [geïntimeerde] geproduceerde pannen ten behoeve van spaaracties bij bepaalde winkels. Deze overeenkomst tussen [de vennootschap 3] en [geïntimeerde] zal hierna worden aangeduid als “de licentieovereenkomst”.
b) Na afloop van de hiervoor genoemde spaaracties waren er ruim 52.000 pannen over (hierna: de pannen). [geïntimeerde] heeft met [de vennootschap 3] afspraken gemaakt over de landen waar deze pannen op de markt zouden mogen worden gebracht.
c) Op een beurs in [plaats] zijn [geïntimeerde] en [appellante] met elkaar in contact gekomen en hebben zij gesproken over een eventuele verkoop van de pannen door [geïntimeerde] aan [appellante] .
d) Op 3 juni 2013 heeft de heer [medewerker van geïntimeerde] van [geïntimeerde] (hierna te noemen: [medewerker van geïntimeerde] ) in verband met de verkoop van de pannen het volgende per e-mail (inl. dagv., prod. 2) bericht aan de heer [medewerker van appellante] van [appellante] (hierna te noemen: [medewerker van appellante] ) :
“Hi [voornaam medewerker van appellante] ,
List of approved –Continents / Countries
South America
Africa (…)”
Voorts worden nog 12 landen opgesomd. Het betreft, op de Oekraïne na, landen die buiten Europa liggen.
e) Op 12 juni 2013 (om 09:48 uur) heeft [medewerker van geïntimeerde] het volgende geschreven aan [medewerker van appellante] (inl. dagv., prod. 3):
“Thank you for a very nice dinner last night.
Please confirm that all the [de vennootschap 3] frypans will go to Brazil only and that no stock will be sold outside of Brazil?
I need this confirmation from you to move forward with the deal, as this brand is very sensitive on where the stock goes.”
f) In antwoord hierop heeft [medewerker van appellante] aan [medewerker van geïntimeerde] nog diezelfde dag per e-mail bericht (prod. 3 bij inleidende dagvaarding):
“Ok I will ask my lawyer to make letter
When u send me invoice i Will arrange all”
g) Op 27 juni 2013 heeft [medewerker van geïntimeerde] het volgende per e-mail geschreven aan [medewerker van appellante] (akte d.d. 1 oktober 2014 van [geïntimeerde] , prod. 14):
“Attached please find the sales agreement for [de vennootschap 3] together with our terms and conditions.
At the moment I cannot include Panama as I do not have permission. I have already asked… These restrictions are in place for the final sale, ie where the stock is finally sold to customers. For example: if you sell it to a client in Panama and he sells it to a retailer in Brazil, this is fine. Please can you include these restrictions on your sales documentation? It will save having an issue in the future…
Can you please sign and return to me for processing? (…)”
h) Op 27 juni 2013 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] een factuur verzonden (factuurnumer [factuurnummer] ) voor de verkoop 52.294 van pannen voor een prijs van € 322.130,70 (inl. dagv., prod. 4 (waarop de navolgende tekst niet leesbaar is) en prod. 4 bij akte van 1 oktober 2014, waarop genoemde tekst wel leesbaar is). Op de factuur staat onder meer vermeld:
“Stocks can be sold tot he following countries Brazil, Argentina, Venezuela, Uruaguay and Panama.”
i. i) [appellante] heeft de pannen bij overeenkomst van 1 juli 2013 (cva, prod. 5) doorverkocht aan [de vennootschap 4] (hierna: [de vennootschap 4] ), die de partij pannen op haar beurt heeft doorverkocht. De pannen zijn uiteindelijk via de winkelketens [winkelketen 1] en [winkelketen 2] op de Nederlandse markt gebracht.
j) Op 28 september 2013 heeft [de vennootschap 3] in het dagblad [dagblad] een advertentie geplaatst met als kop:
Waarschuwing [de vennootschap 3] koekenpannen(cva, prod. 1). Het bericht behelsde, samengevat, de boodschap dat er niet-originele [de vennootschap 3] koekenpannen onder de naam [de vennootschap 3] illegaal via de winkels van [winkelketen 1] en [winkelketen 2] op de Nederlandse markt worden verkocht en dat [de vennootschap 3] de kwaliteit van die pannen niet kan waarborgen en er geen garantie op geeft. Een bericht van gelijke strekking is per brief van 2 oktober 2013 gestuurd naar [winkelketen 1] .
k) [de vennootschap 3] heeft [geïntimeerde] in de periode van 27 september 2013 tot en met 31 oktober 2013 in totaal vier facturen verzonden van elk € 50.000,00 als boete voor het feit dat de pannen te koop werden aangeboden in Nederlandse winkels (inl. dagv., prod. 10). De opgelegde boetes hadden betrekking op de weken 39 tot en met 42 van 2013. Later heeft [de vennootschap 3] een schriftelijk voorstel gedaan aan [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van
€ 1.000.000,00 ter afkoop van twee claims die [de vennootschap 3] stelde te hebben op [geïntimeerde] (inl. dagv., prod. 11).
l) Bij brief van 11 oktober 2013 aan [appellante] heeft [geïntimeerde] [appellante] aangesproken voor de schade die [geïntimeerde] lijdt dan wel zal lijden ten gevolge van het feit dat de pannen in Nederland te koop werden aangeboden aan de consument (prod. 6 inleidende dagvaarding).
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg, na wijziging van eis, gevorderd om:
- [appellante] te veroordelen tot betaling van € 1.000.000,00 ter vergoeding van de schade die [geïntimeerde] lijdt als gevolg van de wanprestatie van [appellante] ,
- tot betaling van een ex aequo et bono vast te stellen bedrag aan immateriële schadevergoeding,
- een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2014,
- dan wel om [appellante] te veroordelen tot betaling van (alle) (im)materiele schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
met veroordeling van [appellante] in de proceskosten en in de buitengerechtelijke kosten van
€ 5.000,00 te vermeerderen met btw.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] heeft in juni 2013 aan [appellante] pannen verkocht van het merk [de vennootschap 3] . Op grond van afspraken tussen [geïntimeerde] en [de vennootschap 3] mochten deze pannen slechts in een beperkt aantal landen op de markt worden gebracht. Om die reden heeft [geïntimeerde] bij de verkoop van de pannen aan [appellante] bedongen dat [appellante] (c.q. haar afnemers) de pannen slechts in een beperkt aantal landen op de markt mocht(en) brengen. Nederland behoorde niet tot de landen waar de pannen aan consumenten mochten worden verkocht. In strijd met die afspraak zijn de pannen na de verkoop aan [appellante] wel te koop aangeboden op de Nederlandse markt. [geïntimeerde] lijdt schade, onder meer omdat zij door [de vennootschap 3] tot vergoeding van schade is aangesproken.
3.2.3.[appellante] heeft, in de kern weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
[appellante] is niet met [geïntimeerde] overeengekomen dat de pannen niet op de Nederlandse markt mochten worden gebracht. Evenmin was [appellante] op grond van een kettingbeding jegens [geïntimeerde] gehouden om een dergelijke verkooprestrictie op te leggen aan haar afnemers. [appellante] heeft dus geen wanprestatie gepleegd (cva, 25). [geïntimeerde] heeft bovendien geen schade geleden (cva, 26).
3.2.4.[appellante] heeft in eerste aanleg in voorwaardelijke reconventie gevorderd om te bepalen dat:
- [geïntimeerde] gehouden is tot betaling van een schadevergoeding van € 2.538.300,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het moment van het geldend maken van deze vordering;
- [geïntimeerde] gehouden is tot vergoeding van de schade aan de zijde van [appellante] als gevolg van het feit dat [geïntimeerde] aan [appellante] niet heeft geleverd de tussen partijen overeengekomen goederen, één en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het moment van het geldend maken van deze vordering;
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
3.2.5.Aan deze reconventionele vordering heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij geen originele pannen van [de vennootschap 3] heeft geleverd, maar pannen die niet voldoen aan de vereiste kwaliteit en mogelijk een gevaar opleveren voor de consument. [appellante] heeft hierdoor schade geleden, omdat zij door [de vennootschap 4] – aan wie zij de pannen had verkocht - is aangesproken op grond van de hier vermelde tekortkomingen.
3.2.6.De rechtbank heeft in het eindvonnis van 24 februari 2016 in conventie [appellante] veroordeeld tot vergoeding van de door [geïntimeerde] geleden materiele schade ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van [appellante] , op te maken bij staat, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Hiertoe heeft de rechtbank, kort weergegeven, overwogen dat het op grond van de koopovereenkomst niet was toegestaan aan [appellante] en haar afnemer(s) om de pannen in Nederland op de markt te brengen. Nu de pannen wel in Nederland aan het publiek te koop zijn aangeboden, is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst aan de zijde van [appellante] . Hoewel de werkelijke schade volgens de rechtbank nog niet was komen vast te staan, achtte zij aannemelijk dàt [geïntimeerde] schade kan hebben geleden door de wanprestatie van [appellante] . De vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de rechtbank afgewezen, omdat [geïntimeerde] onvoldoende had onderbouwd dat zij dergelijke schade had geleden.
3.2.7.De rechtbank heeft in het eindvonnis van 24 februari 2016 de reconventionele vordering afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] haar stelling dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verkoopovereenkomst betreffende de pannen, onvoldoende heeft onderbouwd.