Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijtelling van loonheffingen in verband met het privégebruik van een auto die aan de belanghebbende ter beschikking is gesteld door zijn werkgever. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffingen, die zijn gebaseerd op het autokostenforfait van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964. De belanghebbende betoogde dat deze bijtelling in strijd is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omdat het een belemmering vormt voor de import van gebruikte auto’s uit andere lidstaten. Het Hof oordeelde echter dat er sprake is van een zuiver binnenlandse situatie, waardoor artikel 110 VWEU niet van toepassing is. De rechtbank had eerder de bezwaren van de belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende had verzocht om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar het Hof zag hier geen aanleiding toe. De beslissing van het Hof houdt in dat de belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van de teveel ingehouden loonheffingen en dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen.