Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 29 augustus 2017.
- het verweerschrift in het hoger beroep, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2017;
- een brief van [appellant] met producties, ingekomen ter griffie op 28 november 2017;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 12 mei 2017;
3.De beoordeling
“
Ik ben degene geweest die heeft genoemd 2 x 2 maal (…). Tenzij het natuurlijk helemaal niet gaat, dan is het niet anders; dan 1 x maximaal 2 uren op het werk. (…)”.
“
Ik had gisteren een afspraak met [appellant] , die belde af; hij was in het ziekenhuis. (…)Ik adviseerde wel om ah werk te blijven (…)”.
Sinds korte tijd ben jij gestart met re-integreren. Je bent begonnen met 2 x 2 uur per week te werken en daarnaast hebben wij een mediationtraject opgestart. (…)
De eerste afspraak met de mediator die gepland stond op maandag 23 januari 2017 heb jij afgezegd;
Je hebt afspraak met de bedrijfsarts welke gepland was op maandag 23 januari 2017 ook afgezegd;
Op woensdag 25 januari 2017 ben je niet komen re-integreren, heb je dit afgezegd;
Op onze afspraak die vandaag om 10.00 uur gepland stond om het plan van aanpak bij te werken ben jij niet verschenen zonder dit te melden, terwijl ik tot tweemaal toe geprobeerd heb je hierover te bellen. (…)
“
Subjectief veranderingen door de huidige privé-spanningen. (...)De spanningen die er zijn, zijn reëel (...).Toch is dit geen reden om niet het kleine beetje werk waarmee gestart was voort te zetten, integendeel: het leidt af, kan bijdragen aan minder piekeren, is een investering in eigenwaarde, is een investering in zijn relatie met zijn werkomgeving en dergelijke. (...)”.
€ 8.688,48 bruto en doorbetaling van loon zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt.
De bedrijfsarts heeft in een e-mail van 22 december 2016 positief gereageerd op de plannen. [appellant] is op 9 januari 2017 komen werken. Hij is op 16 januari 2017, met toestemming van [Aannemersbedrijf] , niet naar het werk gekomen omdat zijn zwangere vrouw was opgenomen in het ziekenhuis. [appellant] heeft op 23 januari 2017 echter zonder overleg met [Aannemersbedrijf] de afspraken met de mediator en de bedrijfsarts afgezegd.
heeft daarom vanaf 30 januari 2017 geen recht op loon, aldus [Aannemersbedrijf] .
tenzij het natuurlijk helemaal niet gaat, dan is het niet anders.”. Volgens [appellant] ging het helemaal niet. Hij heeft zich, na hervatting van werk, op 25 januari 2017 opnieuw ziekgemeld. Zijn psychische beperkingen waren door de ingrijpende situatie thuis toegenomen en hij was niet langer in staat om te re-integreren.
“
Ik heb geen aanwijzingen dat werknemer niet zou meewerken aan medisch herstel in relatie met zijn behandelingen. (…) Werknemer heeft reële spanningen thuis. Het is allen genoegzaam bekend wat er speelt, maar als BA mag ik daar geen uitspraken over doen. De spanningen die er zijn, zijn reëel, dat zou voor iedereen gelden en mogelijk wat meer voor deze werknemer (...).” De bedrijfsarts heeft vervolgens geconcludeerd dat [appellant] nog steeds geschikt werd geacht voor het passende werk. De bedrijfsarts had in zijn e-mail van 22 december 2016 weliswaar geschreven dat binnen de 2 x 2 uren per week moest worden bezien wat aan werk zou lukken, maar uit dit latere advies blijkt duidelijk dat de inmiddels toegenomen spanningen geen reden waren om het kleine beetje werk waarmee [appellant] was gestart te beëindigen. Maar al zou het wegens de toegenomen spanningen helemaal niet meer zijn gegaan, dan nog had [appellant] volgens de bedrijfsarts in zijn e-mail van 30 december 2016 in elk geval 1 x maximaal 2 uren op het werk kunnen re-integreren.
Wat de verzekeringsarts van het UWV betreft was de visie van de bedrijfsarts ten aanzien van de belastbaarheid van [appellant] plausibel te achten. De verzekeringsarts zag medisch gezien geen enkel bezwaar tegen hervatting van het door [Aannemersbedrijf] aangeboden werk voor 2 x 2 uur per week. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het UWV de spanningen van [appellant] thuis niet in volle omvang in de beoordeling heeft meegenomen of dat bij zijn huisarts nadere informatie had moeten worden opgevraagd. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om [appellant] in de gelegenheid te stellen om alsnog een verslag van het consult bij de huisarts, waarover hij ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog niet beschikte, in het geding te brengen.