De grieven 3 en 4 (7.3 en 7.4) klagen er deels opnieuw over dat de kantonrechter eraan voorbijgegaan is dat dezelfde mensen die [appellant] positief beoordeelden in 2015 (het hof begrijpt: in de Oekraïne) hem in Nederland kritiseren op houding, gebrek aan respect en communicatie. Ten onrechte overweegt de kantonrechter voorts dat [appellant] volhardt in zijn standpunt dat dat er niets mankeert aan zijn functioneren. De nadruk is steeds meer komen te liggen op het gebrek aan zelfreflectie van [appellant] . De kritiekpunten van [verweerster] betreffen op de persoon gespeelde karaktereigenschappen, die zich niet laten rijmen met de positieve beoordeling van 2015 op feitelijk dezelfde aspecten. Ze worden ook niet met concrete feiten onderbouwd. Bovendien staat de kritiek in contrast met de positieve feedback die [appellant] kreeg van collega’s en klanten in 2016 en 2017. [derde] vond [appellant] de meest geschikte opvolger in zijn functie.
Het hof stelt voorop dat [appellant] ter zitting van het hof niet heeft weersproken de mededeling van [verweerster] dat, anders dan in de Oekraïne, 50% van de functie(waardering) te maken heeft met “What”, achievements/objectives en 50% met “How”, relationships. Waar voorts tussen partijen niet in geschil is dat [verweerster] wereldwijd verspreide activiteiten geconcentreerd heeft in [plaats] en daarvoor evenzo uit een groot aantal landen mensen heeft samengebracht - met de daaraan verbonden verschillen in taal en cultuur - is begrijpelijk dat “relationships” een belangrijk aspect bij de uitoefening van de functie vormen en [verweerster] dat aspect bij haar medewerkers, waaronder [appellant] , monitort en in de (jaarlijkse) beoordelingen betrekt. Gesteld noch gebleken is dat aan de door [appellant] in de Oekraïne uitgeoefende functie vergelijkbare internationale aspecten waren verbonden. Met de klacht dat dezelfde mensen hem eerder positief beoordeelden gaat [appellant] voorbij aan de internationale aspecten en relationships van zijn nieuwe functie en aan de door [verweerster] (verweerschrift in hoger beroep nr 56) gememoreerde input van andere leidinggevenden en collega’s. Dat [appellant] ook positieve feedback heeft gehad en [derde] hem, overigens met anderen, geschikt achtte als zijn opvolger (laatste alinea beroepschrift nr 7.3), doet aan het voorgaande onvoldoende af, mede in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is – en op voorhand ook niet zonder meer aannemelijk is – dat klanten en collega’s voldoende op de hoogte waren van de functie-eisen en van de in dat kader middels de PIP’s met [appellant] besproken punten.
Ten aanzien van de conclusie van [appellant] , eventueel te begrijpen als deelgrief, dat de kantonrechter “dan ook” ten onrechte overweegt dat [verweerster] voldoende heeft onderbouwd dat [appellant] qua zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en zelfreflectie onvoldoende geschikt is voor de functie van Senior Geographic Technician geldt, in aansluiting op hetgeen hiervoor is overwogen, het volgende.
Het hof ziet tegen de achtergrond van de stellingen van beide partijen en de overgelegde producties geen aanleiding uitvoerig in te gaan op dit verweer van [appellant] : hij heeft zijn verweren op dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd. [verweerster] heeft in eerste aanleg met een groot aantal producties, waaronder de twee PIP’s (rov 3.1.5 en 3.1.6) en de “Official warning” weergegeven in 3.1.7 ruimschoots onderbouwd dat en waarom [appellant] in haar ogen disfunctioneerde. Dat [appellant] “sterk het gevoel had dat de gesprekken slechts een formaliteit waren en niet daadwerkelijk naar oplossingen werd gezocht” (verweerschrift in e.a. 26), miskent dat er bij herhaling en gedetailleerd is aangegeven waarin hij zich diende te verbeteren, door het hof in aansluiting op de overweging van de kantonrechter samengevat in presentatie, houding en coaching van anderen. De “Official warning” sluit naar het oordeel van het hof precies aan bij de boodschap die [verweerster] aan [appellant] door middel van de PIP’s wenste over te brengen met het oog op de van hem verwachte verbetering in zijn functioneren; dat het slechts diende om een extra document in het ontslagdossier te hebben (verweerschrift in e.a. 41), is in dit licht bezien niet aannemelijk geworden. De “Improvement Goals” en “Activity Goals” uit de beide PIP’s maken voldoende duidelijk wat de bedoeling was en met “How to Accomplish” heeft [verweerster] aan [appellant] laten zien waarin zij dat tot uitdrukking wenste te zien komen. Geen “mocking behavior” (rov. 3.1.7) maar “Constructively discuss and find ways for improvement and changes” (2e PIP onder “Attitude”.) De door [appellant] in hoger beroep overgelegde stukken doen, het zij herhaald, onvoldoende af aan hetgeen door [verweerster] is gesteld en onderbouwd met betrekking tot zijn disfunctioneren.
Ten slotte: bij monde van zijn raadsman heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep een bewijsaanbod gedaan. Het hof passeert dit bewijsaanbod, niet alleen omdat [appellant] als hiervoor weergegeven de stellingen van [verweerster] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, maar ook omdat het bewijsaanbod niet tot beslissing van de zaak kan leiden als bedoeld in artikel 166 Rv. Immers, [appellant] heeft aangeboden “om te bewijzen dat de klachten over zijn functioneren niet door deze getuigen worden gedeeld.” Dat doet geen afbreuk aan het door [verweerster] bijgebrachte bewijs.
Bij deze stand van zaken moet de conclusie luiden dat beide grieven falen.