ECLI:NL:GHSHE:2018:5221

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
200.234.043_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking door bewindvoerder aan zichzelf uit vermogen van rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verkrijgen voor het doen van een schenking van € 60.000,- uit het vermogen van de rechthebbende. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. T.J. Backx, had eerder een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten, waarin het verzoek om schenking was afgewezen. De rechtbank had overwogen dat er geen schenkingstraditie was aangetoond, wat volgens de aanbevelingen voor meerderjarigenbewind een vereiste is voor het verlenen van machtiging.

Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren dat de rechthebbende, die lijdt aan dementie, de intentie had om regelmatig aan haar zoon, de bewindvoerder, te schenken. Dit bleek uit eerdere schenkingen en verklaringen van familieleden. Het hof oordeelde dat de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende niet geschaad zouden worden door de verzochte schenking, gezien haar financiële situatie en de afwezigheid van andere belanghebbenden in deze procedure. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bewindvoerder machtiging verleend om de schenking te doen, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
Uitspraak: 13 december 2018
Zaaknummer: 200.234.043/01
Zaaknummer eerste aanleg: 5944721 / 17-5226
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. T.J. Backx,
te dezen handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan:
[rechthebbende],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1933,
hierna te noemen: de rechthebbende en/of de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 27 november 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 februari 2018, heeft de bewindvoerder verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat aan de bewindvoerder machtiging wordt verleend voor het doen van een schenking namens de rechthebbende aan de bewindvoerder ter hoogte van € 60.000,-, althans een zodanig bedrag als het hof redelijk acht.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 november 2018. Bij die gelegenheid is de bewindvoerder gehoord, bijgestaan door mr. Backx.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de bewindvoerder van 25 oktober 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 16 mei 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld met benoeming van [appellant] , enige zoon van de rechthebbende, tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij beschikking van 28 februari 2014 heeft de kantonrechter machtiging verleend voor het doen van een schenking aan de bewindvoerder van een bedrag van € 120.000,- uit het vermogen van de rechthebbende.
3.3.
Bij beschikking van 19 augustus 2016 heeft de kantonrechter machtiging verleend voor het doen van een schenking aan de bewindvoerder van een bedrag van € 126.000,- uit het vermogen van de rechthebbende.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder om uit het vermogen van de rechthebbende een schenking te doen ten bedrage van € 60.000,- aan de bewindvoerder, afgewezen.
De kantonrechter heeft daartoe - in het kort - overwogen dat niet is gebleken van een schenkingstraditie, nu de bewindvoerder niet heeft kunnen aantonen dat er voor de instelling van het bewind over de goederen van de rechthebbende reeds een aantal jaren sprake is geweest van schenkingen ter hoogte van het verzochte te schenken bedrag.
3.5.
De bewindvoerder kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De bewindvoerder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, samengevat, het volgende aan.
Bij twee eerdere, aan de bestreden beschikking voorafgaande, beschikkingen heeft de kantonrechter machtiging verleend voor een schenking aan de bewindvoerder, zodat er van mag worden uitgegaan dat de rechtbank toen wel een schenkingstraditie aanwezig achtte. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking niet gemotiveerd waarom zij van de eerdere beschikkingen is afgeweken. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat er voor het ontstaan van een schenkingstraditie reeds een aantal jaren sprake moet zijn geweest van schenkingen en dat deze schenkingen evenveel moeten hebben bedragen als de verzochte schenking. Deze vereisten blijken niet uit de Aanbevelingen meerderjarigenbewind.
Daarbij komt dat de schenking ten bedrage van € 120.000,- van eind 2012 door beide ouders van de bewindvoerder is gedaan. De moeder was toen nog niet wilsonbekwaam. Deze schenking was in overeenstemming met eerdere uitlatingen van de ouders van de bewindvoerder. Ook uit de verklaring van de broer van de rechthebbende blijkt de intentie van de ouders van de bewindvoerder om aan de bewindvoerder jaarlijks te schenken op het moment dat zij de gelden zelf niet meer nodig hadden. De vader van de rechthebbende is in maart 2013 overleden. De rechthebbende heeft door ziekte geen vervolg kunnen geven aan de eerste schenking uit 2012. De intentie van de rechthebbende om een schenkingstraditie in het leven te roepen kan evenwel voldoende zijn om toestemming voor de schenking te verlenen, zo blijkt ook uit een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van
3 maart 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:1654).
De rechthebbende heeft nog maar zeer beperkte kosten van levensonderhoud en het vermogen dat na de verzochte schenking resteert is ruimschoots voldoende om daarin te voorzien.
3.7.1.
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
3.7.2.
Vaststaat dat het doen van schenkingen uit het vermogen van de rechthebbende een beschikkingsdaad betreft.
3.7.3.
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige pleegt in de regel acht te worden geslagen op de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen), zoals deze door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld.
3.7.4.
Het hof overweegt als volgt.
De rechthebbende is begin 2012 vanwege dementie opgenomen in een verpleeghuis. Uit de stukken blijkt dat de rechthebbende samen met haar echtgenoot eind 2012 een bedrag van
€ 120.000,- aan hun enige zoon, de huidige bewindvoerder, heeft geschonken.
In maart 2013 is de echtgenoot van de rechthebbende overleden. Met de rechthebbende is het ook slechter gegaan, hetgeen heeft geleid tot de onderbewindstelling van haar vermogen in mei 2013.
Het hof hecht belang aan de verklaring van de broer van de rechthebbende van januari 2018, die inhoudt dat de rechthebbende en haar echtgenoot tegenover hem hebben verklaard dat zij van plan waren het geld dat zij zelf niet nodig hadden in gedeeltes aan hun zoon te schenken.
Gelet op de schenking van eind 2012 alsmede op voormelde verklaring van de broer van de rechthebbende, de overige gedingstukken en het besprokene ter zitting acht het hof voldoende aannemelijk dat bij de rechthebbende de wil en intentie bestond om, indien haar vermogen dit zou toelaten, met regelmaat een substantieel bedrag aan de bewindvoerder te schenken. Verder is voldoende duidelijk dat de rechthebbende na 2012 slechts ten gevolge van haar gezondheidstoestand geen schenkingen meer heeft gedaan en er daardoor feitelijk geen schenkingstraditie is ontstaan.
Gelet op de leeftijd van de rechthebbende, die 84 jaar oud is, het feit dat haar inkomsten uit pensioen en AOW voldoende zijn om haar lopende uitgaven te bekostigen en op haar thans aanwezige liquide vermogen van ongeveer € 305.000,-, een en ander zoals door de bewindvoerder ter zitting van het hof, onderbouwd met stukken, afdoende is toegelicht, worden de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende niet geschaad indien machtiging wordt verleend voor de verzochte schenking van een bedrag van € 60.000,-. Evenmin loopt haar verzorgingsbehoefte door die schenking gevaar.
Genoemde aanbevelingen vermelden dat een verzoek als het onderhavige als hoofdregel wordt afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond, maar het hof ziet in de specifieke feiten en omstandigheden van dit geval aanleiding om hierop een uitzondering te maken, nu voldoende vaststaat dat het verzoek van de bewindvoerder een uitvloeisel is van de door de rechthebbende zelf geuite wens en intentie tot het doen van regelmatige schenkingen aan haar enige zoon en er voorts geen overige belanghebbenden zijn in deze procedure.
3.7.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 27 november 2017,
en opnieuw rechtdoende:
verleent de bewindvoerder machtiging om uit het vermogen van de rechthebbende een schenking te doen van € 60.000,- aan [appellant] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, P.M.M. Mostermans en
A.J. van de Rakt en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.