ECLI:NL:GHARL:2016:1654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
200.167.343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking ten laste van het vermogen van een rechthebbende onder bewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verlenen tot het doen van een schenking van € 65.000,- aan de drie kinderen van de rechthebbende. De rechthebbende, die onder bewind is gesteld, had eerder de intentie geuit om de verkoopopbrengst van haar woning aan haar kinderen te schenken. De bewindvoerder stelde dat de rechthebbende, ondanks haar dementie, nog steeds vraagt naar de schenkingen en dat dit in haar belang is. Het hof oordeelde dat, hoewel de hoofdregel van de Aanbevelingen meerderjarigenbewind een schenking doorgaans afwijst, er in dit geval bijzondere omstandigheden waren die afwijking van deze regel rechtvaardigden. Het hof hechtte veel waarde aan de verklaringen van de advocaat van de rechthebbende, die bevestigde dat de rechthebbende herhaaldelijk haar wens om te schenken had geuit. Het hof concludeerde dat de gevraagde machtiging verleend moest worden, omdat dit in het belang van de rechthebbende was en haar vermogensrechtelijke belangen niet zou schaden. De beschikking van de kantonrechter werd vernietigd en de machtiging werd verleend, met de verklaring dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.167.343
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 3461736)
beschikking van 3 maart 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. B.F.H.M. van den Tempel te De Bilt,
en
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de rechthebbende.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de dochter van rechthebbende,
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de zoon van rechthebbende.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 12 november 2015 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht van mr. van den Tempel van 30 november 2015 met bijlagen;
- een brief mr. van den Tempel van 11 januari 2016, met bijlage, ingekomen op
12 januari 2016.
1.3
Op 26 januari 2016 is de mondelinge behandeling voortgezet. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
1.4
De dochter en de zoon van rechthebbende hebben blijkens een brief van 3 januari 2016, die als bijlage is gevoegd bij het journaalbericht van mr. Van den Tempel, verklaard dat zij niet bij de voortgezette mondelinge behandeling aanwezig zullen zijn nu zij zich voldoende vertegenwoordigd voelen door de bewindvoerder en diens advocaat.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van
12 november 2015, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Aan de orde is het verzoek van de bewindvoerder om hem machtiging te verlenen tot het doen van een schenking ten laste van het vermogen van rechthebbende ten bedrage van
€ 65.000,- aan ieder van de drie kinderen van rechthebbende, te weten de bewindvoerder zelf en de beide overige belanghebbenden.
2.3
Krachtens de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) vastgestelde Aanbevelingen meerderjarigenbewind, die de kantonrechter hanteert, wordt een verzoek (door de bewindvoerder) tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, als hoofdregel afgewezen, tenzij een schenkingstraditie wordt aangetoond en mits het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking niet minder dan € 30.000,- komt te bedragen. De bewindvoerder heeft erkend dat in casu van een schenkingstraditie geen sprake is, maar hij stelt dat rechthebbende reeds vanaf medio 2012 ten overstaan van zowel de bewindvoerder als zijn advocaat (die destijds ook de advocaat van rechthebbende was) heeft aangegeven dat zij voornemens was en de intentie had om de verkoopopbrengst van haar woning te schenken aan haar kinderen. Ter zitting verklaarde de bewindvoerder nog dat rechthebbende ook thans, tijdens heldere momenten, aan hem wel eens vraagt of hij van de geschonken gelden geniet. Rechthebbende verkeert volgens de bewindvoerder derhalve in de veronderstelling dat de door haar gewenste schenkingen hebben plaatsgevonden. De bewindvoerder acht in casu termen aanwezig om van de hiervoor geschetste hoofdregel af te wijken, nu het - gelet op de door rechthebbende geuite wens - in haar belang is de machtiging te verlenen.
2.4
Het hof is, gelet op de omstandigheden van dit geval, van oordeel dat de verzochte machtiging dient te worden verleend en overweegt daartoe als volgt. In beginsel volgt het hof de Aanbevelingen meerderjarigenbewind zoals door de kantonrechter worden gehanteerd en de daarin opgenomen hoofdregel. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan van deze hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist. In dat kader is door zowel de bewindvoerder als mr. Van den Tempel, die voorheen ook de advocaat van rechthebbende was, aangevoerd dat rechthebbende reeds in 2012 de wens heeft geuit en er zich op verheugde om, zodra haar woning zou zijn verkocht en zij haar intrek in een aanleunwoning zou hebben genomen, de verkoopopbrengst van haar woning aan haar kinderen te schenken. Ter zitting verklaarde
mr. Van den Tempel dat hij gedurende een periode van een half jaar in 2012 rechthebbende een aantal keren heeft bezocht, waarbij zij haar wens telkens heeft herhaald. Blijkens het proces-verbaal van de zitting bij dit hof op 1 oktober 2015 verklaarde mr. Van den Tempel tevens dat de rechthebbende heel graag de woning wilde verkopen en het geld aan de kinderen wilde geven en dat zij hem gevraagd heeft of dat (belastingtechnisch) kon en hoe ze dat moest doen. In maart 2013 is de echtgenoot van de rechthebbende overleden en is het met rechthebbende zelf ook slechter gegaan, hetgeen heeft geleid tot de onderbewindstelling van haar vermogen. Daardoor heeft rechthebbende zelf de schenking niet meer kunnen uitvoeren. Het verzoek van de bewindvoerder is derhalve een uitvloeisel van de door rechthebbende zelf geuite wens en is niet gedaan met het oog op bijvoorbeeld goed vermogensbeheer of besparing van successierechten. Het hof betrekt in haar oordeel de verklaringen van
mr. Van den Tempel, die geen belanghebbende is in deze zaak, aan welke verklaringen grote waarde wordt gehecht. Het hof is van oordeel dat genoegzaam is aangetoond dat rechthebbende de wens had en voornemens was om de verkoopopbrengst van haar woning bij leven aan haar drie kinderen te schenken en dat dit zal bijdragen aan haar levensgeluk. Daarin is het belang van rechthebbende bij deze schenking gelegen. Illustratief in deze is dat rechthebbende kennelijk ook thans, ondanks haar voortschrijdende dementie, nog dikwijls informeert of de kinderen genieten van de verkoopopbrengst van de woning.
Uit door de bewindvoerder overgelegde rekening en verantwoording blijkt van een eigen vermogen op 14 november 2015 van € 231.315.42. Dit eigen vermogen (liquide middelen) is hoofdzakelijk gevormd door de verkoop van de woning in 2014. Door de schenkingen, in totaal € 195.000,-, behoudt rechthebbende nog een vermogen van
€ 36.315,42 zodat haar te beschermen vermogensrechtelijke belangen niet worden geschaad bij deze eenmalige schenking. Uit de rekening en verantwoording blijkt verder dat de inkomsten en uitgaven van rechthebbende met elkaar in overeenstemming zijn, zodat zij bij voortzetting van het huidige inkomsten- en uitgavenpatroon niet op dit vermogen inteert, maar dit vermogen eerder zal toenemen. Gelet op leeftijd van rechthebbende (85) is ook niet te verwachten dat het inkomsten- en uitgavenpatroon op korte termijn zal wijzigen.
2.5
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 december 2014 (hersteld bij beschikking van die kantonrechter van
4 februari 2015), en opnieuw beschikkende:
verleent de gevraagde machtiging,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, A.E.F. Hillen en R. Feunekes, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier, en is op 3 maart 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.