Het hof is, gelet op de omstandigheden van dit geval, van oordeel dat de verzochte machtiging dient te worden verleend en overweegt daartoe als volgt. In beginsel volgt het hof de Aanbevelingen meerderjarigenbewind zoals door de kantonrechter worden gehanteerd en de daarin opgenomen hoofdregel. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan van deze hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist. In dat kader is door zowel de bewindvoerder als mr. Van den Tempel, die voorheen ook de advocaat van rechthebbende was, aangevoerd dat rechthebbende reeds in 2012 de wens heeft geuit en er zich op verheugde om, zodra haar woning zou zijn verkocht en zij haar intrek in een aanleunwoning zou hebben genomen, de verkoopopbrengst van haar woning aan haar kinderen te schenken. Ter zitting verklaarde
mr. Van den Tempel dat hij gedurende een periode van een half jaar in 2012 rechthebbende een aantal keren heeft bezocht, waarbij zij haar wens telkens heeft herhaald. Blijkens het proces-verbaal van de zitting bij dit hof op 1 oktober 2015 verklaarde mr. Van den Tempel tevens dat de rechthebbende heel graag de woning wilde verkopen en het geld aan de kinderen wilde geven en dat zij hem gevraagd heeft of dat (belastingtechnisch) kon en hoe ze dat moest doen. In maart 2013 is de echtgenoot van de rechthebbende overleden en is het met rechthebbende zelf ook slechter gegaan, hetgeen heeft geleid tot de onderbewindstelling van haar vermogen. Daardoor heeft rechthebbende zelf de schenking niet meer kunnen uitvoeren. Het verzoek van de bewindvoerder is derhalve een uitvloeisel van de door rechthebbende zelf geuite wens en is niet gedaan met het oog op bijvoorbeeld goed vermogensbeheer of besparing van successierechten. Het hof betrekt in haar oordeel de verklaringen van
mr. Van den Tempel, die geen belanghebbende is in deze zaak, aan welke verklaringen grote waarde wordt gehecht. Het hof is van oordeel dat genoegzaam is aangetoond dat rechthebbende de wens had en voornemens was om de verkoopopbrengst van haar woning bij leven aan haar drie kinderen te schenken en dat dit zal bijdragen aan haar levensgeluk. Daarin is het belang van rechthebbende bij deze schenking gelegen. Illustratief in deze is dat rechthebbende kennelijk ook thans, ondanks haar voortschrijdende dementie, nog dikwijls informeert of de kinderen genieten van de verkoopopbrengst van de woning.
Uit door de bewindvoerder overgelegde rekening en verantwoording blijkt van een eigen vermogen op 14 november 2015 van € 231.315.42. Dit eigen vermogen (liquide middelen) is hoofdzakelijk gevormd door de verkoop van de woning in 2014. Door de schenkingen, in totaal € 195.000,-, behoudt rechthebbende nog een vermogen van
€ 36.315,42 zodat haar te beschermen vermogensrechtelijke belangen niet worden geschaad bij deze eenmalige schenking. Uit de rekening en verantwoording blijkt verder dat de inkomsten en uitgaven van rechthebbende met elkaar in overeenstemming zijn, zodat zij bij voortzetting van het huidige inkomsten- en uitgavenpatroon niet op dit vermogen inteert, maar dit vermogen eerder zal toenemen. Gelet op leeftijd van rechthebbende (85) is ook niet te verwachten dat het inkomsten- en uitgavenpatroon op korte termijn zal wijzigen.