Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard; de uitspraken op bezwaar vernietigd; de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.234 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd; de Minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van belanghebbende van € 500; de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 1.500 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan deze vergoedt.
2.Feiten
358 g/km bedraagt.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
2. Dient er een correctie te worden toegepast op de koerslijstwaarde van EurotaxGlass’s in verband met BTW/marge?
3. Dient er een correctie te worden toegepast op de koerslijstwaarde van EurotaxGlass’s in verband met parallelimport?
4. Dient er een correctie te worden toegepast op de koerslijstwaarde van EurotaxGlass’s in verband met dealerskorting?
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
-uitstoot
a.(…);
c. indien voor de auto geen typegoedkeuring is verleend, geen certificaat van overeenstemming is afgegeven en ook geen individuele goedkeuring is verleend: een testrapport van een individuele keuring van de auto, waarbij de CO 2 -emissie is gemeten overeenkomstig de ter zake in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen geldende voorschriften;
CO2-uitstoot van 358 g/km, zodat men aan de toepassing van de “Scandinavische rekenmethode” niet toekomt. Belanghebbendes beroep op de door haar overgelegde lijst slaagt evenmin, aangezien op de lijst geen referentievoertuigen staan, ingevoerd op of vóór de datum van registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister, waarbij uitgegaan is van een lagere CO2-uitstoot dan 358 g/km. Naar het oordeel van het Hof dient men uit te gaan van de ten tijde van de invoer/registratie van de auto reeds ingevoerde referentievoertuigen; dat er op een later moment (in dit geval in 2017 en 2018) referentievoertuigen met een lagere CO2-uitstoot zijn geregistreerd, is niet relevant, omdat voor de beoordeling van de in het kader van artikel 110 VWEU te beantwoorden vraag alleen de “gelijksoortige reeds op het nationale grondgebied geregistreerde tweedehands voertuigen” relevant zijn (vgl. HvJ EU 19 december 2013, C-437/12, X, ECLI:EU:C:2013:857, BNB 2016/183; r.o. 31).
Wat betreft belanghebbendes subsidiaire stelling, geldt dat het enkele feit dat er in theorie de kans bestaat, dat er op het moment van invoer/registratie een referentieauto in Nederland met een lagere vastgesteld CO2-uitstoot zou kunnen worden aangetroffen, onvoldoende is om belanghebbendes beroep op een lagere CO2-uitstoot te doen slagen.
EurotaxGlass’s, omdat die koerslijst, naar belanghebbende stelt, niet de mogelijkheid biedt om de waarde van een marge-auto te berekenen. De Inspecteur bestrijdt die stelling van belanghebbende onder verwijzing naar de correspondentie die de Inspecteur heeft gevoerd met de beheerder van de meergenoemde koerslijst (opgenomen als bijlage 3 bij het verweerschrift van de Inspecteur in hoger beroep). In een emailbericht van 22 februari 2018 verklaart de beheerder:
Ook de derde in geschil zijnde vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond; en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.