Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 15 mei 2018 waarbij het hof een pleidooi heeft gelast;
- de bij brief van 21 september 2018 door [geïntimeerde] toegezonden producties;
- de bij brief van 26 september 2018 door [appellante] toegezonden productie;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
€ 5.000,00 per maand vanaf 17 juli 2017 tot het moment waarop de managementovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] rechtsgeldig zal zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom
€ 4.375,=, zijnde overeengekomen managementvergoeding over de periode van 17 juli 2017 tot en met 21 augustus 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2017;
met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
De vordering onder I leidt niet tot een beoordeling die te complex is voor een beslissing in kort geding. In zoverre faalt ook grief 2, waarmee het andersluidende oordeel van de voorzieningenrechter wordt bestreden.
Gelet hierop komt het hof op dit punt niet toe aan de behandeling van grief 2 in principaal hoger beroep, zoals hiervoor genoemd, en evenmin aan de behandeling van grief 7 in principaal hoger beroep, die betrekking heeft op de (toewijzende) inhoudelijke beslissing van de voorzieningenrechter op de vorderingen onder II en III.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen voor zover daarin is beslist op de vorderingen onder II en III en zal deze vorderingen alsnog volledig afwijzen.
Lid 2 van artikel 2:14 BW bepaalt dat als het besluit nietig is, omdat het is genomen ondanks het ontbreken van een door de wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van of mededeling aan een ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen, dan kan het door die ander worden bekrachtigd.
Artikel 2:15 lid 1 luidt als volgt. In lid 1 van artikel 2:15 BW is bepaald dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is a) wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, b) wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist en c) wegens strijd met een reglement. Ingevolge artikel 2:15 lid 2 BW behoren tot de bepalingen als onder a) bedoeld niet die welke de voorschriften bevatten waarop in artikel 2:14 lid 2 BW wordt gedoeld.