“– [appellant 5] is bestuurder en, via Stichting Administratiekantoor [Beheer] Beheer, aandeelhouder van [Beheer] Beheer, welke vennootschap op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder was van [Vermogensstrategieën] Vermogensstrategieën en [Insurance ] Insurance (hierna gezamenlijk te noemen: [vermogensstrategieën & Insurance] ). De controller van [vermogensstrategieën & Insurance] was de heer [controller] (hierna te noemen: [controller] ) en de externe accountant [externe accountant] BV (hierna te noemen: [externe accountant] ).
– De heer [bestuurder] (hierna te noemen: [bestuurder] ) is bestuurder en, via Stichting Administratiekantoor [stichting administratiekantoor] , aandeelhouder van [stichting administratiekantoor] , welke vennootschap op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder was van Assurantiekantoor [assurantiekantoor] (hierna te noemen: [assurantiekantoor] ). De administrateur van [assurantiekantoor] was de heer [administrateur] en de accountant was [geintimeerde 2] , destijds werkzaam bij [de maatschap] . [geintimeerde 2] heeft jarenlang, laatstelijk over het jaar 2007, de jaarrekening verzorgt voor [assurantiekantoor] .
– In mei 2008 hebben [appellant 5] en [bestuurder] afspraken gemaakt over een fusie tussen [vermogensstrategieën & Insurance] en [assurantiekantoor] , schriftelijk vastgelegd in een eerste opzet met intenties d.d. 28 mei 2008. Uiteindelijk is overeengekomen dat een houdstermaatschappij – [Holding] Holding – zou worden opgericht, waarin de door [Beheer] gehouden aandelen in [vermogensstrategieën & Insurance] en de door [stichting administratiekantoor] gehouden aandelen in [assurantiekantoor] zouden worden ingebracht. [Beheer] en [stichting administratiekantoor] zouden beiden participeren in [Holding] Holding. Onderdeel van de fusie was de verkrijging door [appellant 5] van 49% van het kantoorpand van [bestuurder] , gelegen aan de [adres] te [plaats] . De overige 51% zou in eigendom blijven van [bestuurder] .
– De fusie is, voor wat betreft de fiscale aspecten, begeleid door de heer [fiscalist] (hierna te noemen: [fiscalist] ) van [belastingadviseurs] . [fiscalist] heeft de opzet van de samenwerking vastgelegd in een voorlopige notitie d.d. 27 augustus 2008. Naar aanleiding van een bespreking op 9 september 2008 met [appellant 5] en [bestuurder] , waarbij ook [geintimeerde 2] aanwezig was, heeft [fiscalist] zijn notitie ter zake de opzet van de fusie aangepast. Deze notitie is via [geintimeerde 2] per e-mailbericht van 10 september 2008 aan [appellant 5] en [bestuurder] is toegezonden.
– [geintimeerde 2] heeft een consolidatiebalans van [Holding] Holding opgesteld per 30 september 2008. Verder heeft hij nog op basis van de jaarrekeningen over 2007 een aantal virtuele consolidatiebalansen opgesteld van de drie in te brengen ondernemingen per 1 januari 2008. Deze heeft hij bij e-mailberichten van 21 augustus 2008, 27 augustus 2008, 3 september 2008 en 22 september 2008, aan [appellant 5] en [bestuurder] toegestuurd.
– De overdracht van het kantoorpand heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008 ten kantore van [notarissen] Notarissen te [standplaats] .
– Voor de oprichting van [Holding] was een verklaring van geen bezwaar aangevraagd. In verband daarmee heeft Dienst Justis van het Ministerie van Justitie bij brief van 28 oktober 2008 aan de notaris een aantal vragen gesteld, welke vragen onder meer verband hielden met de negatieve cijfers van de in te brengen dochterondernemingen van [Beheer] en [stichting administratiekantoor] . [geintimeerde 2] heeft bij brief van 31 oktober 2008 de antwoorden op deze vragen toegezonden aan [appellant 5] en [bestuurder] .
– In opdracht van de oprichters van [Holding] Holding heeft [geintimeerde 2] een inbrengverklaring afgegeven, gedateerd 13 november 2008. Deze inbrengverklaring omvat de balans per 1 oktober 2008 van [Holding] Holding BV i.o., de waarderingsgrondslagen en de accountantsverklaring ex artikel 2:204a lid 2 BW (oud). Op de balans is de deelneming in [assurantiekantoor] gewaardeerd op een bedrag van € 169.551,=, de deelneming in [Vermogensstrategieën] Vermogensstrategieën op een bedrag van € 1.535.827,00 en de deelneming in [Insurance ] Insurance op een bedrag van
€ 178.504,00, zijnde een bedrag van in totaal € 1.883.504,00. In de accountantsverklaring is opgenomen dat de waarde van de voorgenomen inbreng, zoals beschreven naar de toestand per 1 oktober 2008, tenminste gelijk is aan het bedrag van de stortingsplicht ad
€ 1.601,000,00, waaraan met de voorgenomen inbreng moet worden voldaan.
– De inbrengverklaring is bij brief van 13 november 2008 door [de maatschap c.s.] toegezonden aan ‘de oprichters van [Holding] Holding i.o., [adres] , [postcode] [plaats] ’ en aan het kantoor van de notaris, waar het transport van de oprichting en de inbreng op 17 november 2008 zou plaatsvinden.
– Op verzoek van [appellant 5] heeft [geintimeerde 2] bij e-mailbericht van 12 december 2008 onder meer de openingsbalans van [Holding] Holding per 1 oktober 2008 aan [appellant 5] toegezonden.
– Eind 2009 ontstonden er bij [Holding] Holding liquiditeitsproblemen vanwege de aanhoudende verliezen van [assurantiekantoor] . [controller] heeft onderzoek gedaan naar de boeken van [assurantiekantoor] .
– Bij brief van 1 maart 2010 heeft mr. Poelman, als raadsman van [Beheer] , [de maatschap] verzocht om inzage in het accountants- en adviesdossier, dat ten grondslag ligt aan de accountantsverklaring van 13 november 2008.
– Bij brief van 3 maart 2010 heeft [de maatschap] het dossier en de daarop door [geintimeerde 2] gegeven toelichting aan mr. Poelman toegezonden. In zijn toelichting van
heeft [geintimeerde 2] aangegeven dat de inbreng zou plaatsvinden op basis van de door partijen aan te leveren tussentijdse cijfers per 30 september 2008. De stukken van [vermogensstrategieën & Insurance] (bijlage 3 en 4) heeft [geintimeerde 2] destijds ontvangen van de heer [controller] , de controller van [vermogensstrategieën & Insurance] , en de stukken van [assurantiekantoor] (bijlage 5) van de heer [administrateur] , de administrateur van [assurantiekantoor] . Bijlage 5, waar [geintimeerde 2] naar verwijst, bestaat uit twee kolommenbalansen: een kolommenbalans na correcties, eindigend met een negatief resultaat van € 138.198,00, en een kolommenbalans vóór correcties, eindigend met een negatief resultaat van € 245.427,00.
– In opdracht van [Beheer] heeft [fiscalist] een controle uitgeoefend op de ingebrachte waarde van de deelneming in [assurantiekantoor] en de door [geintimeerde 2] daarop afgegeven accountantsverklaring. In zijn analyse van 22 maart 2010 stelt [fiscalist] dat er per 30 september 2008 een bedrag van € 107.229,00 is gecorrigeerd. Dit bedrag bestaat uit € 46.099,00 minder kosten en € 61.130,00 meer opbrengst. [fiscalist] komt tot de conclusie dat als de administratie goed was gevoerd, de waarde van de aandelen in het aandelenkapitaal van [assurantiekantoor] per 30 september 2008 € 158.114,00 lager had gelegen (€ 11.437,00) dan het op de balans opgenomen bedrag van € 169.551,=.
– Bij brief van 28 april 2010 heeft [Beheer] [de maatschap c.s.] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ten onrechte afgeven van de accountantsverklaring.
– Op 8 juli 2010 is [assurantiekantoor] in staat van faillissement verklaard.
– [Beheer] en [appellant 5] hebben op 30 juli 2012 bij de Accountantskamer de volgende klachten tegen [geintimeerde 2] ingediend :
I. [geintimeerde 2] heeft geen, althans onvoldoende, onderzoek gedaan naar
de juistheid c.q. deugdelijke grondslag van de informatie c.q. interne cijfers van [assurantiekantoor] en de daarin doorgevoerde correcties en toch op grond van dit ondeugdelijke onderzoek op 13 november 2008 een accountantsverklaring ex artikel 2:204a lid 2 BW (oud) afgegeven;
II. in het dossier van [geintimeerde 2] betreffende de door hem ten behoeve van de inbreng verrichte werkzaamheden ontbreken de schriftelijke opdrachtbevestiging, de ondertekende beschrijving van de inbreng en de letter of representation;
III. [geintimeerde 2] is zwaar tekort geschoten in zijn zorgplicht door een te rooskleurige voorstelling van zaken van de financiële situatie bij [assurantiekantoor] te geven.
– Bij beslissing van 18 oktober 2013 heeft de Accountantskamer met betrekking tot klachtonderdeel I. onder meer het volgende overwogen, voor zover thans van belang:
‘Geconstateerd moet worden dat betrokkene heeft nagelaten over deze posten (…) overleg met zijn opdrachtgevers te voeren, hetgeen geïndiceerde was nu de verschillen in de twee kolommenbalansen vragen opriepen, althans hadden moeten oproepen. Door ter zake geen nader onderzoek te verrichten heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid. Dit onderdeel van de klacht is daarom gegrond. Wel dient een en ander in zoverre gerelativeerd te worden, dat ook al zou het genoemde verschil ad € 158.114,= door betrokkene bij zijn inbrengverklaring in ogenschouw zijn genomen, dan nog zou dit geen afbreuk hebben gedaan aan de verklaring over het aanwezig zijn van de toentertijd geldende minimale stortingsplicht op de aandelen van
€ 1.601.000,=.’
– Met betrekking tot klachtonderdeel II. heeft de Accountantskamer overwogen dat deze klacht te laat is ingediend, en met betrekking tot klachtonderdeel III. heeft de Accountantskamer overwogen dat [appellant 5] , als voormalig directeur van ABN AMRO, zich al langere tijd heeft gericht op de financiële adviesmarkt en derhalve financieel onderlegd mag worden verondersteld. Daarnaast heeft [appellant 5] gebruik kunnen maken van de kennis van de controller, [controller] , en zijn externe accountant, [externe accountant] , en was hij al sinds 1 januari 2008 bij [assurantiekantoor] , betrokken, zodat hij op de hoogte kon zijn van de financiële situatie van [assurantiekantoor] . Bovendien blijkt uit de door de Dienst Justis op 28 oktober 2008 aan de notaris toegezonden reactie op de aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar dat – onder meer – bij [assurantiekantoor] sprake was van een negatieve financiële situatie. De antwoorden op deze vragen zijn bij brief van 31 oktober 2008 aan [appellant 5] toegezonden, zodat hij in ieder geval vanaf dat moment, en derhalve voorafgaand aan de daadwerkelijke fusie, in relevante mate op de hoogte moet worden geacht van de financiële situatie bij [assurantiekantoor] . Er bestaat onder deze omstandigheden dan ook geen grond voor het oordeel dat [geintimeerde 2] [appellant 5] onvoldoende zou hebben geïnformeerd over de financiële situatie bij [assurantiekantoor] en daarmee tekort geschoten zou zijn in zijn zorgplicht, aldus de Accountantskamer. Ook dit klachtonderdeel is, voor zover al ontvankelijk, ongegrond verklaard.”