Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
14.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 24 oktober 2017;
- het deskundigenbericht van 11 december 2017;
- de akte eiswijziging van [appellant] ;
- de memorie na deskundigenbericht tevens akte uitlating eiswijziging van het Ziekenhuis;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [appellant] :
- de beslissing van het hof in verband met de begroting van de schadeloosstelling en het loon van de deskundige van 15 maart 2018.
15.De verdere beoordeling
De vordering had aanvankelijk betrekking op loonschade tot 1 februari 2015. Hij vordert
nu (primair) ook veroordeling van het Ziekenhuis om hem vanaf het loon over de maand februari 2015 een loon te betalen dat hoort bij functiegroep 55 trede 12 ip nummer 40 als bedoeld in de cao Ziekenhuizen zoals die luidde of zal komen te luiden, te vermeerderen met vakantietoeslag daarover. Het Ziekenhuis heeft zich niet tegen de vermeerdering van eis verzet, maar het bepleit wel afwijzing van de (gewijzigde) eis.
of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog een zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Voorts kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het nemen van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat toelating van de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde.
Op 6 juni 2007 heeft [appellant] zich seksueel intimiderend tegenover een collega gedragen door haar in de operatiekamer op de mond te zoenen en te zeggen “ik zal je pakken”.
De collega heeft dit bij het hoofd OK gemeld. Kort daarop heeft [appellant] zich ziek gemeld en is hij door het Ziekenhuis op non-actief gesteld. Het Ziekenhuis heeft de kantonrechter in november 2007 verzocht de arbeidsovereenkomst met [appellant] op grond van een verstoring van de arbeidsrelatie te ontbinden. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen en heeft overwogen dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk onrust teweeg zal brengen op de afdeling OK. Het is aan de leiding om passende maatregelen te nemen, zodanig dat de werkverhoudingen zoveel als mogelijk worden genormaliseerd, aldus de kantonrechter. [appellant] is daarop in februari 2008 op de werkvloer teruggekeerd.
De werkverhoudingen waren verstoord, wat er zich onder meer in uitte dat sommige collega’s na zijn terugkeer niet meer met [appellant] samen wilden werken. [appellant] werkt na een ziekmelding van 12 maart 2010 en re-integratie nog steeds bij het Ziekenhuis als anesthesie-assistent, maar sinds maart 2012 met een lager salaris omdat hij geen avond- en weekenddiensten meer werkt. Tot het werken in avond- en weekenddiensten is [appellant] volgends een deskundigenoordeel van het UWV per 1 juni 2012 niet in staat.
Het hof heeft binnen dat kader het Ziekenhuis in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren. Gelet op het uitgangspunt dat passende maatregelen tot een normalisering van de werkverhoudingen zouden (moeten) hebben geleid, gaat het er hier dus om of het Ziekenhuis aannemelijk heeft gemaakt dat de door [appellant] gestelde gezondheidsschade ook zou hebben bestaan als de werkverhoudingen wel zouden zijn genormaliseerd.
na het deskundigenbericht, deels in reactie op dat bericht nog naar voren hebben gebracht. Bij beantwoording van de vraag naar het csqn-verband zal de inhoud van het deskundigenrapport waar nodig worden weergegeven.
- [appellant] stelde eerder dat PTSS als gevolg van de normschending door het Ziekenhuis is ontstaan, maar uit het rapport van de deskundige blijkt dat hij niet aan PTSS lijdt. [appellant] onderbouwt de ‘psychische schade’ waaraan hij zou lijden verder niet, terwijl de stelplicht en bewijslast daaromtrent op hem rusten. Reeds daarom moeten de vorderingen worden afgewezen.
- [appellant] had al vóór 1 februari 2008 psychische gezondheidsklachten.
- Het vereiste csqn-verband is niet aanwezig, want de klachten van [appellant] kunnen meerdere oorzaken hebben. Andere oorzaken zijn i) de persoonlijkheidskernmerken van [appellant] en de daaruit voortvloeiende beperking in conflicthantering, ii) het incident en de op non-actiefstelling in 2007 en
- Voor zover er sprake is van een csqn-verband en een vergoedingsplicht op het Ziekenhuis rust, moet deze volgens het Ziekenhuis worden verminderd in evenredigheid met de mate waarin aan [appellant] toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen.
- Het niet langer kunnen verrichten van avond- en weekenddiensten (met bijbehorende functiewijziging in 2013) is niet het gevolg van de gezondheidsklachten die kunnen zijn ontstaan door een normschending van het Ziekenhuis, maar van de persoonlijkheidskenmerken van [appellant] zelf en een stressverhogende privésituatie.
- Als er een csqn-verband en schade zijn, dan moeten andere schadeoorzaken op basis van eigen schuld (artikel 6:101 BW) in de schadebegroting worden verdisconteerd en komt ook artikel 6:98 BW aan de orde. Er is een gerede kans dat dezelfde gezondheidsklachten in dezelfde mate zouden zijn ontstaan zonder de normschending door het Ziekenhuis. De klachten vloeien grotendeels voort uit de pre-existente persoonlijkheidskenmerken van [appellant] . De oorsprong van het conflict en van de door hem gestelde gezondheidsklachten is bovendien gelegen in het grensoverschrijdend gedrag van [appellant] tegenover zijn collega.
- Tot slot rust op [appellant] een schadebeperkingsplicht. Onduidelijk is of hij hulp van deskundigen is blijven zoeken ter beperking van zijn schade, terwijl de stelplicht en bewijslast hieromtrent op hem rusten. Verder blijkt dat hij een onjuiste diagnose heeft gehad (PTSS), terwijl een juiste diagnose en behandeling door hulpverleners volgens de deskundige tot verbetering hadden geleid. Tot slot blijkt dat het voeren van de juridische procedure door [appellant] zelf een rol bij zijn gezondheid is gaan spelen. De hoogte van de schadevergoeding moet worden gematigd tot nihil of een billijk, lager dan gevorderd bedrag.
- Daarnaast heeft het Ziekenhuis met betrekking tot diverse andere onderdelen van de vorderingen van [appellant] nog verweren naar voren gebracht (pagina 31 – 37 van de memorie na deskundigenbericht van het Ziekenhuis).
- Wat het Ziekenhuis naar voren brengt over zijn aanspraak op loon op grond van de cao ziekenhuizen, valt buiten het kader waarover partijen zich nog in de memorie na deskundigenbericht mochten uitlaten, en moet op grond van de tweeconclusieregel buiten beschouwing worden gelaten.
- Ook de nieuwe verweren die het Ziekenhuis naar voren brengt, moeten buiten beschouwing worden gelaten. Niet eerder heeft het Ziekenhuis verweer gevoerd dat ziet op proportionele aansprakelijkheid, de omvang van de schade, de schadevergoedingsplicht, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
- [appellant] heeft voorafgaand aan het deskundigenbericht al bij herhaling gesteld dat er sprake is van psychische schade (en daaruit voortvloeiende financiële schade). De deskundige heeft onmiskenbaar psychische schade vastgesteld, alleen met een andere noemer dan de eerder gestelde diagnose PTSS.
- Overeenkomsten tussen klachten van [appellant] voor en na 1 februari 2008 zijn niet zo relevant. Vóór de normschending was er geen arbeidsongeschiktheid en daarna wel. Het belangrijkste deel van de schade ligt in loonschade vanwege verminderd arbeidsvermogen. Persoonlijkheidsfactoren weerhielden hem eerder niet van het probleemloos actief zijn als anesthesiemedewerker en het tot maart 2010 draaien van de avond- en weekenddiensten. De arbeidsongeschiktheid zou niet hebben bestaan zonder de normschending door het ziekenhuis. Voor zover er sprake is van predispositie bij [appellant] , geldt dat bij schending van een verkeers- of veiligheidsnorm de dader het slachtoffer heeft te nemen zoals hij is.
- Het Ziekenhuis heeft na het voorval in 2007 een keten van gebeurtenissen in gang gezet, die tot de uitval vanwege arbeidsongeschiktheid op 12 maart 2010 heeft geleid. Onderdeel van die keten was de onterechte op non-actiefstelling.
- Het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid is niet aan de orde, want dit is bedoeld voor gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending danwel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt (of door een combinatie van beide oorzaken) en waarin de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein of zeer groot is. De schade is in dit geval door de normschending veroorzaakt, althans die kans is zeer groot.
- Of de diagnose door de psycholoog/psychiater destijds tot een verkeerde behandeling heeft geleid en of een andere behandeling de arbeidsongeschiktheid had kunnen opheffen, staat niet vast. Bovendien moet het uitblijven van het in de normale lijn liggende herstel als gevolg van eventuele fouten van behandelaars aan de werkgever worden toegerekend. Dit geldt temeer nu de bedrijfsarts van het Ziekenhuis [appellant] naar de psycholoog heeft doorverwezen en de behandelend psychoog ook nog een werknemer van het Ziekenhuis was en de aangezochte psychiater verbonden was aan een maatschap binnen het Ziekenhuis. Het Ziekenhuis is aansprakelijk voor de ondergeschikte en de niet-ondergeschikte, als zij fouten hebben gemaakt.
- Er is geen sprake van oplopende verantwoordelijkheden of privé-omstandigheden die er mede toe hebben geleid dat [appellant] wegens arbeidsongeschiktheid is uitgevallen.
- De conclusie op grond van het deskundigenrapport is dat de door [appellant] geleden psychische schade zonder de tekortkomingen van de kant van het Ziekenhuis niet zou zijn ontstaan.
althans ernstige psychische schade heeft ondervonden(pagina 8 dagvaarding eerste aanleg). Verder verwijst het hof naar wat hierover al in overweging 3.4.7 van het tussenarrest van 29 maart 2016 is vermeld.
Uit het voorgaande blijkt dan ook dat er in hoger beroep - in ieder geval ten tijde van het pleidooi - nog steeds geen sprake was van normale werkverhoudingen. Dat daarin na het pleidooi (enige relevante) verandering is gekomen, is door partijen niet meer gesteld en ook niet anderszins aan het hof gebleken.
Hij was gezond en vitaal tot overwegend 2007 en is vanaf een periode non-actiefstelling toenemend met spanningsklachten geconfronteerd. Deze zijn niet volledig in remissie gegaan en hebben op sommige perioden tot ernstige stress en suïcidaliteit geleid.[…](
E)en langdurig conflict lijkt een motor te zijn voor langdurige spanning. […] Nu wordt een uitgebluste depressieve man gezien die als anesthesie verpleegkundige vastloopt in een complexe zaak van verstoorde arbeidsverhoudingen. […] Er is een verstoorde relatie op de werkvloer met het management van het ziekenhuis en met verschillende collega’s. […] Het langdurige karakter van de falende re-integratie leidt nu tot een chronische matig ernstige depressie met een dreiging van ernstige burn-out.”
Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als de werkverhoudingen in februari 2008 zouden zijn genormaliseerd?” met “
Nee”. Door de raadsman van het Ziekenhuis gevraagd om een verduidelijking heeft de deskundige dienaangaande laten weten dat de kenmerken van autisme mogelijk al langer kunnen bestaan, maar dat deze niet eerder tot klachten of problemen hebben geleid. Het Ziekenhuis heeft verder betoogd dat de klachten zouden zijn veroorzaakt door het incident en de op non-actiefstelling in 2007. Uit het deskundigenbericht komt evenwel naar voren dat de langdurige en voortdurende spanningen tot de huidige ernstige klachten hebben geleid. Voor een (aannemelijkheids)oordeel dat het incident en de op non-actiefstelling van elf jaar geleden ook tot de huidige psychische problemen zouden hebben geleid als nadien de werkverhoudingen zouden zijn genormaliseerd, biedt het rapport van Vermetten geen aanknopingspunten of anderszins enige steun. Dat de klachten (kunnen) zijn veroorzaakt door de ‘ecologie op de operatiekamer’ en het klimmen in verantwoordelijkheden van [appellant] , heeft het Ziekenhuis enkel gesteld maar verder niet aannemelijk gemaakt. Een oorzakelijk verband tussen de psychische problemen en de privésituatie van [appellant] is evenmin gebleken of aannemelijk geworden. De deskundige heeft gerapporteerd over de periode van vóór februari 2008 dat de kenmerken in het conflicthanteringsdomein (naar het hof begrijpt: de door de deskundige beschreven autistische kenmerken) en de narcistische gevoeligheid waarschijnlijk al langer bestonden, maar in de sociale ecologie van het Ziekenhuis goed verdragen en geborgd zijn geweest.
De deskundige heeft ook geconstateerd dat [appellant] zich met zijn eigenschappen op privégebied goed heeft kunnen handhaven in een stabiele relatie die als wederkerig goed wordt ervaren.
Alleen de schade die in een zodanig verband staat met de tekortkoming van het Ziekenhuis dat deze schade, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van die tekortkoming kan worden toegerekend, komt voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:98 BW). Bovendien zal alsdan moeten worden beoordeeld of de schade mede een gevolg is van één of meer omstandigheden die [appellant] zelf kunnen worden toegerekend, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:101 BW.
[appellant] heeft in 2007 grensoverschrijdend tegenover een collega gehandeld. De op non-actiefstelling die kort daarop volgde, heeft [appellant] als onterecht ervaren en deze heeft blijkens zijn stellingen en ook blijkens het rapport van de deskundige Vermetten een grote impact op hem gehad. Zoals het hof bij tussenarrest van 29 maart 2016 heeft geoordeeld, heeft het Ziekenhuis met de op non-actiefstelling in 2007 echter geen zorgplicht tegenover [appellant] geschonden. Het is naar het oordeel van het hof in ieder geval op dit moment niet eenvoudig om te onderscheiden in hoeverre de psychische gezondheidsklachten van [appellant] zijn toe te rekenen aan (de reacties op) het incident en de op non-actiefstelling uit 2007 en in hoeverre aan het feit dat de werkverhoudingen na zijn terugkeer in februari 2008 niet genormaliseerd zijn (als gevolg van het uitblijven van passende maatregelen van de kant van het Ziekenhuis). Vermetten heeft hierover in ieder geval nog geen duidelijkheid gegeven. Hij schijft onder meer “
Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er een burn-out of andere psychiatrische problematiek zou zijn ontstaan bij Bt (hof: betrokkene) als het incident uit 2007 niet zou zijn gebeurd.” Het hof sluit daarom dan ook niet uit hierover een aanvullend onderzoek en advies van deze deskundige of een andere deskundige in te winnen.