Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
1.[de vennootschap]
2.[de bank 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/297055 / HA ZA 15-552)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 1 november 2016;
- de memorie van grieven van [appellant] van 23 mei 2017 met eiswijziging en met twee dvd’s;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] van 1 augustus 2017 met producties;
- de memorie van antwoord van [de bank] van roldatum 1 augustus 2017;
- het schriftelijk pleidooi op roldatum 17 oktober 2017 waarbij partijen pleitnota’s hebben overgelegd, [appellant] met eiswijziging en producties.
3.De beoordeling
perceel [perceel 1]).
perceel [perceel 2]).
perceel [perceel 3]). In dit pand exploiteert [geïntimeerde 1] een fietsenwinkel. Tussen de percelen [perceel 2] en [perceel 3] stond een schutting, die [geïntimeerde 1] heeft verwijderd om perceel [perceel 2] bij perceel [perceel 3] te kunnen trekken.
primaire,
subsidiaireen
meer subsidiairevorderingen vordert [appellant] als
nog meer subsidiaire vordering, samengevat:
De gebezigde bewoordingen bieden, uitgelegd zoals hiervoor aangegeven, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de betrokken partijen in 2005 de erfdienstbaarheid hebben willen vestigen om daarmee een meer specifiek doel te bereiken dan wel aan het gebruik ervan bepaalde beperkingen hebben willen verbinden.
primaire,
subsidiaireen
meer subsidiairevorderingen van [appellant] niet voor toewijzing in aanmerking komen.
nog meer subsidiaire vorderingzoals in hoger beroep door [appellant] gewijzigd en hiervoor in 3.6 samengevat. Aan de onderdelen a. tot en met d. van deze vordering ligt steeds ten grondslag dat volgens [appellant] de erfdienstbaarheid uitsluitend gebruikt mag worden voor verkeer van de openbare weg, de [straat] , naar perceel [perceel 2] en omgekeerd en niet voor verkeer naar en vanaf perceel [perceel 3] . Hetgeen [appellant] in dit verband heeft aangevoerd, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, biedt evenwel geen genoegzame grondslag voor het gevorderde. Het bereiken van een ander perceel dan perceel [perceel 2] is weliswaar in de tekst van de erfdienstbaarheid in de akte van 15 december 2005 niet als bestemming opgenomen maar het kunnen bereiken van een ander perceel
viaperceel [perceel 2] , zoals hier aan de orde is, is er niet door uitgesloten. Uitsluitend perceel [perceel 2] is het heersend erf.Nadat de percelen [perceel 2] en [perceel 3] in één hand gekomen zijn en de schutting tussen beide percelen is verwijderd, is dit niet anders geworden. De percelen zijn afzonderlijke percelen gebleven waarbij perceel [perceel 3] via een eigen weg werd en wordt ontsloten naar de openbare weg en perceel [perceel 2] via de erfdienstbaarheid. Dat perceel [perceel 3] voorheen niet vanaf perceel [perceel 2] bereikbaar was en nu wel is, is een omstandigheid die weliswaar tot enige verandering in de verkeersstroom over de erfdienstbaarheid aanleiding kan geven, maar enkel die omstandigheid rechtvaardigt niet de conclusie dat er sprake is van niet toegestaan gebruik zoals aan de orde was in het arrest van dit hof waarnaar [appellant] verwijst, of op grond waarvan het nog meer subsidiair gevorderde toegewezen zou moeten worden. Dat zou anders zijn indien de erfdienstbaarheid door [geïntimeerde 1] zou worden gebruikt als ware ook perceel [perceel 3] heersend erf geworden. Dat daarvan sprake is, is gesteld noch gebleken..
nog meer subsidiaire vorderingvan [appellant] niet voor toewijzing in aanmerking komt.