ECLI:NL:GHSHE:2018:4426

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
17/00404 en 17/00405
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2010

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 mei 2017. De zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende, wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd door de inspecteur, en het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2018 zijn de partijen gehoord, waaronder de belanghebbende en zijn gemachtigde, alsook vertegenwoordigers van de Inspecteur. Na de behandeling van de zaak heeft het Hof op 25 oktober 2018 mondeling uitspraak gedaan. Het Hof heeft het hoger beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, waarbij het belastbare inkomen uit werk en woning is verminderd tot een nieuw vastgesteld bedrag.

Daarnaast heeft het Hof bepaald dat de Inspecteur het griffierecht van € 124 aan de belanghebbende dient te vergoeden, aangezien de uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd. De partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen over de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 17/00404 en 17/00405
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[A] ,
wonende te [Z] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 mei 2017, nummers BRE 15/3131 en BRE 16/8631, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2010 (hierna: de aanslag), aanslagnummer [xxxx.xx.xxx] , en bijbehorende beschikking heffingsrente (hierna: de beschikking).

Onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 11 oktober 2018 te ’s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede [B] als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld door [C] en [D] , en namens de Inspecteur, [E] , [F] en [G] , tot bijstand vergezeld door [H] .
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 25 oktober 2018, mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof
  • verklaarthet hoger beroep gegrond,
  • verklaarthet incidenteel hoger beroep ongegrond,
  • vernietigtde uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft het in de aanslag begrepen belastbare inkomen uit werk en woning,
  • vermindertde aanslag verder tot een berekend belastbaar inkomen uit werk en woning van € [xxx] en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € [xxx] ,
  • vermindertde beschikking dienovereenkomstig verder, en
  • gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 124 vergoedt.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
Partijen zijn ter zitting nader tot overeenstemming gekomen in deze zin dat het belastbare inkomen uit werk en woning over het jaar 2010 - zowel bij belanghebbende als bij zijn mede‑participant in [Y] B.V., [J] - wordt vastgesteld inclusief een correctie resultaat uit overige werkzaamheden van € 400.000. Dat betekent voor belanghebbende dat het in de aanslag begrepen belastbare inkomen uit werk en woning nader wordt vastgesteld op € [xxx] .
Ten aanzien van het griffierecht
Aangezien de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Inspecteur aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht van € 124 te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
Partijen zijn ter zitting met betrekking tot de kosten van het geding nader tot overeenstemming gekomen in deze zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
Slot
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft het Hof beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door M.J.C. Pieterse, voorzitter, T.A. Gladpootjes en L.B.M. Klein Tank, leden, in tegenwoordigheid van A. Muller, griffier, in het openbaar uitgesproken op
25 oktober 2018.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 25 oktober 2018
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.