3.1.In rov. 3.1 van het eindvonnis heeft de kantonrechter feiten vastgesteld. Tegen die vaststelling is in hoger beroep geen bezwaar gemaakt. Daarnaast zijn andere feiten komen vast te staan. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] exploiteert een dorpshuis in de woonkern van [plaats] . Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 15 maart 2016 bestond het bestuur van [appellante] toen uit [bestuurder 1] (verder: [bestuurder 1] ), penningmeester en bestuurslid sinds 2012 en [bestuurder 2] (verder: [bestuurder 2] ), interim voorzitter en bestuurslid sinds 1 maart 2015. Naast [bestuurder 1] en [bestuurder 2] was ook [bestuurder 3] (verder: [bestuurder 3] ) tot zijn terugtreden op 8 december 2015 bestuurslid als voorzitter van het bestuur. Voor 8 december 2015 bestond het bestuur van [appellante] dus uit [bestuurder 3] , [bestuurder 1] en [bestuurder 2] .
b. [appellante] was in het najaar 2015 op zoek naar een nieuwe beheerder van het dorpshuis. Op dat moment was [bestuurder 1] beheerder.
c. Partijen zijn naar aanleiding van deze vacature met elkaar in gesprek gekomen. Het eerste gesprek heeft plaatsgevonden op 16 november 2015. Daarbij waren [geïntimeerde] en de bestuursleden aanwezig. Het tweede gesprek heeft plaatsgevonden op 25 november 2015. Daarbij waren aanwezig [geïntimeerde] , het voltallige bestuur, de externe administrateur van [appellante] , [externe administrateur] en de echtgenote van [geïntimeerde] (gedeeltelijk). Toen is inhoudelijk over de functie van beheerder gesproken. Aan het eind van het gesprek heeft het bestuur van [appellante] aan [geïntimeerde] toegezegd dat hem een arbeidscontract zou worden toegestuurd.
d. [externe administrateur] heeft [geïntimeerde] op 27 november 2015 in een e-mail, die hij heeft ge-cc’d aan [appellante] , geschreven:
“
Beste [voornaam geïntimeerde] , Bijgaande de arbeidsovereenkomst”.Bij deze e-mail is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bijlage ingevoegd. Dit betreft een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden, met ingang van 3 januari 2016, tegen een bruto salaris van € 965,70 per maand. In dit document is vermeld dat [externe administrateur] [appellante] vertegenwoordigt en het bevat onder meer bepalingen over de proeftijd, de opzegtermijn, een concurrentiebeding, het verrichten van werkzaamheden voor derden, een geheimhoudingsbepaling en de instemming met het reglement.
e. [geïntimeerde] had vragen en opmerkingen bij de hem toegezonden arbeidsovereenkomst. Deze betroffen in elk geval de functieomschrijving, de opzegtermijn, de toepasselijke cao, het aantal te werken uren per week, de uitbetaling van de vakantietoeslag, de proeftijd, het concurrentiebeding, het verbod op nevenactiviteiten en het niet ontvangen hebben van het reglement.
f. Op 30 november 2015 heeft een derde gesprek plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [geïntimeerde] , het voltallige bestuur van [appellante] en de echtgenote van [geïntimeerde] (gedeeltelijk). Er is toen onder meer gesproken over de vragen en opmerkingen van [geïntimeerde] bij het hem door [externe administrateur] toegezonden contract. Er is een nieuwe afspraak gemaakt voor 7 december 2015.
g. Op 1 of 2 december 2015 heeft er een interview plaatsgevonden van [appellante] met het [dagblad] Dagblad dat heeft geresulteerd in een artikel in het [dagblad] Dagblad met als titel: “Dorpshuis [appellante] wil units in de tuin plaatsen”. In dit artikel wordt [bestuurder 3] sprekend ingevoerd over het plan om een paar units in de tuin van [appellante] neer te zetten zodat [appellante] meer activiteiten kon doen. Aan het slot van het artikel, onder het kopje “Energie” wordt gewag gemaakt van het vertrek, begin januari, van [bestuurder 1] als beheerder van [appellante] en de opvolging door [geïntimeerde] , die vervolgens sprekend wordt ingevoerd.
h. Op 6 december 2015 heeft [bestuurder 3] in een mail aan [geïntimeerde] geschreven:
“
Hallo [voornaam geïntimeerde] bij deze annuleer ik onze afspraak van morgenvroeg de benodigde contracten en functieomschrijving was nog niet correct ik neem zsm contact met je op groet [voornaam bestuurder 3] ”.
j. [bestuurder 3] heeft op 8 december 2015 het voorzitterschap van het bestuur van [appellante] neergelegd.
k. Bij brief van 18 december 2015 heeft [bestuurder 2] als interim voorzitter namens het bestuur van [appellante] aan [geïntimeerde] onder meer geschreven:
“
De gang van zaken in de afgelopen weken geeft ons helaas onvoldoende vertrouwen dat u de functie van beheerder op de door ons gewenste wijze zult invullen.
Het bestuur heeft daarop besloten om de procedure niet met u voort te zetten”.
De standpunten van partijen en het oordeel van de kantonrechter
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [geïntimeerde] primair een verklaring voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, betaling van 6 maanden salaris met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en toelating tot de werkplek op straffe van een dwangsom en subsidiair, op grond van afgebroken onderhandelingen, een schadevergoeding gelijk aan 6 maanden salaris, en vergoeding van pensioenschade en immateriële schade, en verder vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.2.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. [appellante] heeft gevorderd dat de vorderingen van [geïntimeerde] zouden worden afgewezen en dat [geïntimeerde] zou worden veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2.3.In een tussenvonnis van 21 juli 2006 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.4.In een mondelinge tussenvonnis van 14 november 2016 heeft de kantonrechter [geïntimeerde] opgedragen te bewijzen dat partijen het op 30 november 2015 volledig eens zijn geworden over een arbeidsovereenkomst en dat zijdens [appellante] is toegezegd dat hij een aangepaste arbeidsovereenkomst zou ontvangen.
3.2.5.In het eindvonnis heeft de kantonrechter in rov. 3.3 – 3.8 [geïntimeerde] in zoverre niet in de bewijslevering geslaagd geacht dat naar het oordeel van de kantonrechter niet is bewezen dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.
3.2.6.De kantonrechter heeft voorts in rov. 3.11 - 3.13 van het vonnis geoordeeld dat op het moment dat de onderhandelingen werden afgebroken [geïntimeerde] het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gehad en heeft mogen hebben dat een overeenkomst tot stand zou komen en dat hij daarom recht heeft op vergoeding van het positief contractbelang.
3.2.7.De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] tot vergoeding van het netto equivalent van 6 maanden gederfd loon toegewezen (rov. 3.14) en vorderingen tot vergoeding van pensioenschade en immateriële schade afgewezen (rov. 3.15 en 3.16) en heeft [appellante] in de kosten van het geding veroordeeld.
3.2.8.[appellante] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. De eerste grief is gericht tegen de in 3.2.6. weergegeven overwegingen. De tweede grief duidt [geïntimeerde] zelf aan als “bezemgrief”. Daarnaast bevat de memorie van grieven in de punten 25–27 een verborgen grief tegen de toewijzing van het netto equivalent van 6 maanden loon met het betoog dat de vergoeding had moeten worden beperkt tot het netto equivalent van maximaal 1 maand loon, omdat, zo begrijpt het hof, [appellante] de arbeidsovereenkomst had kunnen opzeggen binnen de proeftijd en dat ook daadwerkelijk zou hebben gedaan. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3.2.10.[geïntimeerde] heeft de grieven van [appellante] weersproken. In het incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] twee grieven aangevoerd, die het oordeel van de kantonrechter in rov. 3.8 van het vonnis bestrijden dat op 30 november 2015 geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en de motivering waarop dat oordeel berust. Deze grieven zijn blijkens de toelichting van [geïntimeerde] niet onder een voorwaarde ingesteld, hoewel de aanhef van de memorie van [geïntimeerde] een andere indruk wekt. [geïntimeerde] heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van [appellante] tot betaling van het salaris vanaf 4 januari 2016 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst zijnde minimaal 3 juli 2016, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, tot verwerping van de grieven van [appellante] en tot veroordeling van [appellante] in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.
De gestelde arbeidsovereenkomst